Hof Arnhem, 19-01-1999, nr. 98/1328
ECLI:NL:GHARN:1999:AA1464
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
19-01-1999
- Zaaknummer
98/1328
- LJN
AA1464
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:1999:AA1464, Uitspraak, Hof Arnhem, 19‑01‑1999; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 19‑01‑1999
Inhoudsindicatie
-
Gerechtshof Arnhem
vijfde enkelvoudige belastingkamer
nr. 98/1328
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : *X
te : *Z
ambtenaar : de ambtenaar van de gemeente *P, belast met de heffing van de gemeentelijke belastingen
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
datum WOZ-beschikking : 15 maart 1997
peildatum : 1 januari 1995
mondelinge behandeling : op 5 januari 1999 te Deventer door mr Röben, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr Van der Waerden als grifWer
waarbij verschenen : belanghebbende, alsmede de ambtenaar, bijgestaan door *A, taxateur in dienst van *B BV
gronden:
1.1. Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak *a-straaat te *Z. Het betreft een vrijstaande woonboerderij met schuur.
Oppervlak: 1150 m2. Inhoud: ongeveer 763 m3. Bouwjaar 1908.
1.2. De waarde ingevolge artikel 17, lid 2, van de Wet waardering onroerende zaken wordt bepaald op die waarde de aan de onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen.
1.3. Bij voormelde WOZ-beschikking is waarde van belanghebbendes onroerende zaak vastgesteld op ƒ 425.000,-, en bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd. De ambtenaar baseert zich voor deze waarde op een taxatierapport van *B BV, van welk rapport zich een exemplaar bij de stukken bevindt.
1.4. Belanghebbende heeft geen rapport van een deskundige overgelegd. Hij baseert zijn mening, dat de waarde van zijn onroerende zaak 50% lager ligt op de omstandigheden
- dat in 1996 wijziging van het bestemmingsplan plaatsvond in verband met de versnelde aanleg van een drukke rondweg om *Z, die reeds vele jaren in de planning stond;
- dat eind 1996 en in 1997 door politici uitspraken zijn gedaan over het tracé van de noordtak van de Betuwelijn; deze zal via *Z lopen op minder dan 150 m van zijn woning.
Ter zitting heeft hij daaraan toegevoegd:
- afgezien van de in het beroepschrift genoemde omstandigheden heeft hij overigens geen bezwaar tegen de waardevaststelling,
- op 1 januari 1997 waren de plannen voor een Betuwelijn voldoende duidelijk, zodat een mogelijke koper daarmee rekening zou houden.
1.5. De ambtenaar heeft in het vertoogschrift bestreden dat de waarde van belanghebbendes onroerende zaak door de aanleg van de reeds lang geplande rondweg is gedaald. Bovendien is deze aanleg eerst in de loop van 1997 voltooid.
Met betrekking tot de aanleg van de noordtak van de Betuwelijn heeft de ambtenaar in het vertoogschrift het volgende opgemerkt. Op 1 januari 1997 was uit een notitie van 15 april 1996 bekend, dat drie van de negen varianten dicht langs belanghebbendes onroerende zaak liepen. Daarnaast was het onzeker of er ooit wel een noordtak zou komen. De waardedrukkende invloed per 1 januari 1997 was nog dusdanig minimaal, dat deze de in artikel 19 WOZ genoemde drempels geenszins overschreed. Van een makelaar te *Q heeft zij vernomen dat bij de verkoop van een in de nabijheid gelegen woning de aan te leggen Betuwelijn geen prijsbepalende invloed heeft gespeeld.
Naar haar mening heeft de gemeente ten opzichte van belanghebbende zorgvuldig gehandeld.
Ter zitting heeft de taxateur namens de ambtenaar hieraan toegevoegd, dat op 1 januari 1997 nog onduidelijk was in hoeverre de mogelijke aanleg van een noordtak van de Betuwelijn invloed had op de waarde van aanpalende onroerende zaken.
2.1. Ingevolge artikel 19, eerste lid, onderdeel c, van de WOZ wordt, indien een onroerende zaak na de waardepeildatum die behoort bij het tijdvak waarvoor de waarde is vastgesteld een verandering in waarde ondergaat van ten minste 5 percent met een minimum van f 25.000,- dan wel van f 250.000,- of meer als gevolg van een specifiek voor de onroerende zaak geldende bijzondere omstandigheid, in afwijking van artikel 18, eerste lid, WOZ, de waarde bepaald naar de staat van die zaak bij het begin van het kalenderjaar volgende op dat waarin bedoelde omstandigheid heeft plaatsgevonden of is gebleken.
2.2. Deze bepaling brent mee, dat tussen 1 januari 1995 en 1 januari 1997 gebleken of plaats gevonden hebbende specifieke omstandigheden de per 1 januari 1995 vastgestelde waarde kunnen beïnvloeden.
2.3. Tegenover de bestrijding door de ambtenaar maakt belanghebbende met zijn niet op basis van een verslag van een deskundige op het gebied van onroerende zaken gestoelde mening evenwel niet aannemelijk, dat op 1 januari 1997 de invloed van de rondweg en een mogelijke aanleg van een noordtak van de Betuwelijn zodanig waren, dat met inachtneming van de in artikel 19, eerste lid, onderdeel c, WOZ vermelde grenzen een nieuwe waardevaststelling was geboden.
2.4. Het hof merkt op, dat indien de hiervoor genoemde ontwikkelingen in latere jaren van het tijdvak de in artikel 19 WOZ bedoelde grenzen wel beïnvloeden, belanghebbende de ambtenaar op grond van artikel 25, eerste lid, WOZ kan verzoeken de waarde bij voor bezwaar vatbare beschikking opnieuw vast te stellen.
slotsom:
Het beroep van belanghebbende is niet gegrond.
proceskosten:
Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
beslissing:
Het gerechtshof bevestigt de uitspraak waarvan beroep.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 1999 door mr Röben, raadsheer, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Van der Waerden als grifWer.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(A.W.M. van der Waerden)(J.B.H. Röben)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 2 februari 1999