Inhoudsopgave
BR 2006/240, p. 1063:Het schriftelijkheidsvereiste van art. 7:2 BW nader beschouwd
BR 2006/240, p. 1063
Het schriftelijkheidsvereiste van art. 7:2 BW nader beschouwd
Documentgegevens:
Mr. P.S. Bakker P.S. Bakker is advocaat bij Bos & Van der Burg Advocaten te Zoetermeer., datum 01-11-2006
- Datum
01-11-2006
- Auteur
Mr. P.S. Bakker P.S. Bakker is advocaat bij Bos & Van der Burg Advocaten te Zoetermeer.
- JCDI
JCDI:ADS784333:1
- Vakgebied(en)
Bouwrecht (V)
Ruimtelijk bestuursrecht / Ruimtelijke ordening
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
1. Inleiding
Het op 1 september 2003 ingevoerde art. 7:2 BW bepaalt dat, indien de aspirant-koper een natuurlijk persoon is, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, de koop van een tot bewoning bestemde onroerende zaak slechts schriftelijk, door middel van een door beide partijen ondertekende overeenkomst, kan worden aangegaan. Conform de hoofdregel van art. 3:39 BW is nietigheid van de overeenkomst de sanctie op het niet voldoen aan dit vormvereiste. Het vormvereiste wordt immers niet alleen in het belang van de koper gesteld, maar ook in dat van de verkoper. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.