BNB 2006/77
Naast de vergoeding van invorderingsrente op basis van de Invorderingswet 1990 is geen plaats voor vergoeding van compensatoire interessen op grond van het burgerlijk recht
HR 02-09-2005, ECLI:NL:PHR:2005:AT2884, m.nt. R.L.H. IJzerman
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
2 september 2005
- Magistraten
Neleman; Beukenhorst; Buchem-Spapens, van; Schendel, van; Bakels
- Zaaknummer
C04/104HR
- Conclusie
A-G mr. Wattel
- Noot
R.L.H. IJzerman
- LJN
AT2884
- JCDI
JCDI:ADS889079:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2005:AT2884, Uitspraak, Hoge Raad, 02‑09‑2005
ECLI:NL:PHR:2005:AT2884, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 02‑09‑2005
- Wetingang
Art. 18, tweede lid, Invorderingswet van 1845, art. 28, vierde lid, Invorderingswet 1990; art. 1286 BW (oud)
Essentie
Naast de vergoeding van invorderingsrente op basis van de Invorderingswet 1990 is geen plaats voor vergoeding van compensatoire interessen op grond van het burgerlijk recht
Samenvatting
Aan belanghebbende is op 30 september 1987 een aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 1983 opgelegd. Zij heeft de aanslag betaald op 3 december 1990. Op de grond van de uitkomst van een procedure over een eerder belastingjaar is de onderhavige aanslag verminderd. De teveel betaalde belasting en de teveel betaalde invorderingsrente zijn aan belanghebbende terugbetaald. Ook heeft belanghebbende vergoeding van invorderingsrente ontvangen. Belanghebbende eist voor de civiele rechter (aanvullende) schadevergoeding op basis ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.