HR, 27-01-2006, nr. 41 875
ECLI:NL:HR:2006:AV0420
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
27-01-2006
- Zaaknummer
41 875
- LJN
AV0420
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting (V)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2006:AV0420, Uitspraak, Hoge Raad, 27‑01‑2006; (Cassatie)
- Wetingang
art. 8:77 Algemene wet bestuursrecht
- Vindplaatsen
Belastingadvies 2006/4.2
V-N 2006/11.4 met annotatie van Redactie
NTFR 2006/153 met annotatie van MR. E. THOMAS
Uitspraak 27‑01‑2006
Inhoudsindicatie
Behoorlijke procesorde; Vaststelling feiten.
Nr. 41.875
27 januari 2006
wv
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 31 januari 2005, nr. 04/00066, betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 2000 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 71.352, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klacht
De Inspecteur heeft eerst ter zitting van het Hof, alwaar belanghebbende niet is verschenen, gesteld dat belanghebbende in het onderhavige jaar 36 uur per week in dienstbetrekking werkzaam was. Het Hof heeft deze omvang van de dienstbetrekkingen als vaststaand feit aangenomen. De klacht, die onder meer is gericht tegen deze vaststelling, slaagt. Nu belanghebbende niet bij de mondelinge behandeling van de zaak was verschenen en hij de door de Inspecteur ter zitting geponeerde stelling derhalve niet heeft kunnen weerspreken, is zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet duidelijk op grond waarvan het Hof een omvang van 36 uur per week als vaststaand heeft aangenomen. 's Hofs uitspraak is derhalve niet naar de eis der wet met redenen omkleed, zodat deze niet in stand kan blijven. Verwijzing moet volgen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest, en
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 103.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P. Lourens als voorzitter, en de raadsheren J.W. van den Berge en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2006.