FED 1999/135
Bosbouwvrijstelling van toepassing ondanks het ontbreken van verplichting tot herplant bomen
HR 16-12-1998, ECLI:NL:HR:1998:AA2586, m.nt. G.Th.K. Meussen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16 december 1998
- Magistraten
Jansen, R.J.J.; Bellaart; Brunschot, van; Vliet, van; Hammerstein; Soest, van
- Zaaknummer
33179
- Noot
G.Th.K. Meussen
- LJN
AA2586
- JCDI
JCDI:ADS229317:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Inkomstenbelasting (V)
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:1998:AA2586, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑12‑1998
ECLI:NL:HR:1998:AA2586, Uitspraak, Hoge Raad, 16‑12‑1998
- Wetingang
Art. 8, eerste lid, onderdeel a Wet IB 1964
Essentie
Bosbouwvrijstelling van toepassing ondanks het ontbreken van verplichting tot herplant bomen
Samenvatting
Het gebruik door belanghebbende van de onderhavige gronden is gericht op voordelen die daaruit kunnen worden getrokken door deze met bomen te beplanten. Dit gebruik vindt plaats in het kader van een bosbedrijf nu het naar alle waarschijnlijkheid vijftien jaar of meer zal voortduren en niet is komen vast te staan dat het na een vaste termijn zal eindigen. Aan 's hofs oordeel doet niet af dat belanghebbende vrijstelling van de herplantplicht heeft gevraagd en verkregen, aangezien dit niet betekent dat vaststaat dat hij na het kappen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.