FED 1999/51
HR, 16-12-1998, nr. 33 411
HR 16-12-1998, ECLI:NL:PHR:1998:AA2582
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16 december 1998
- Magistraten
Soest, van
- Zaaknummer
33 411
- LJN
AA2582
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Fiscaal procesrecht (V)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1998:AA2582, Uitspraak, Hoge Raad, 16‑12‑1998
ECLI:NL:PHR:1998:AA2582, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑12‑1998
- Wetingang
Uitspraak
Het griffierecht is op 17 april 1996 betaald, terwijl de griffier van het hof in een op 9 februari 1996 aangetekend verzonden brief belanghebbende, X, had medegedeeld dat het griffierecht uiterlijk op 5 april 1996 diende te zijn betaald. In geschil is of X een tweede termijn voor de betaling van het griffierecht had moeten krijgen.
Op het beroep in cassatie van X overweegt de Hoge Raad:
De regeling van art. 5, vijfde lid, tweede en derde volzin Wet ARB wijkt wezenlijk af van die van art. 6:5 jo art. 6:6 Awb. Laatstgenoemde artikelen zien op herstelbare verzuimen, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.