HR, 05-04-1995, nr. 29 980
ECLI:NL:HR:1995:AA1602
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
05-04-1995
- Zaaknummer
29 980
- LJN
AA1602
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1995:AA1602, Uitspraak, Hoge Raad, 05‑04‑1995; (Cassatie)
- Wetingang
art. 82 (oud) Provinciewet
- Vindplaatsen
Belastingblad 1995/315 met annotatie van M.R.P. de Bruin
BNB 1995/179 met annotatie van G.J. van Leijenhorst
WFR 1995/592, 1
V-N 1995/1585, 35 met annotatie van Redactie
Uitspraak 05‑04‑1995
Inhoudsindicatie
-
gewezen op het beroep in cassatie van Dijkgraaf en Heemraden van het waterschap De Veen- en Geestlanden te Leiderdorp tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 8 oktober 1993 betreffende na te melden aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z voor het jaar 1992 opgelegde aanslagen in de waterschapsomslagen van het waterschap De Veen- en Geestlanden.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende die op 1 januari 1992 het genot had krachtens zakelijk recht van twee onroerende zaken gelegen in de gemeente Z, zijn voor het jaar 1992 op één aanslagbiljet verenigde aanslagen opgelegd in de waterschapsomslagen van het waterschap De Veen- en Geestlanden ten bedrage van ƒ 472,56 en ƒ 13.557,60, welke aanslagen, na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, bij uitspraak van Dijkgraaf en Heemraden zijn gehandhaafd. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft de uitspraak vernietigd en het totale bedrag van de aanslagen verminderd tot ƒ 12.276,--. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Dijkgraaf en Heemraden hebben tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Belanghebbende heeft een vertoogschrift ingediend. Dijkgraaf en Heemraden hebben hun standpunt nader doen toelichten door mr. F.B. Kloppenburg, advocaat bij de Hoge Raad. Belanghebbende heeft haar standpunt nader doen toelichten door mr. W. Sluiter, eveneens advocaat bij de Hoge Raad.
3. Ambtshalve aanwezig bevonden grond voor cassatie 3.1. Het Hof heeft vastgesteld dat de in de heffing van de waterschapsomslagen betrokken onroerende zaken van belanghebbende binnen het gebied van het Waterschap zijn komen te liggen als gevolg van de wijziging van de - in het Reglement voor het waterschap De Veen- en Geestlanden neergelegde - grenzen van het Waterschap bij Besluit van Provinciale Staten van Zuid-Holland van 19 december 1991, nr. 8e, welk besluit is goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 26 maart 1992, nr. 92.002734, en in het Provinciaal Blad van Zuid-Holland 1992, nr. 95, is bekendgemaakt. 3.2. Aangezien evenbedoeld Besluit van Provinciale Staten van Zuid-Holland een verordening is in de zin van artikel 82 van de Provinciewet (oud) is voor de verbindendheid daarvan bekendmaking in het Provinciaal Blad vereist. Uit een door de Hoge Raad ingesteld onderzoek is gebleken dat de in 3.1 vermelde bekendmaking in het Provinciaal Blad plaats vond op 1 september 1992. Het aanslagbiljet betreffende de voor het onderhavige jaar van belanghebbende geheven waterschapsomslagen is blijkens de tot de gedingstukken behorende kopie daarvan gedagtekend 31 maart 1992. 3.3. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de in het Reglement voor het Waterschap neergelegde wijziging van de grenzen van het Waterschap met betrekking tot de onderhavige aanslagen onverbindend is (HR 31 maart 1993, nr. 28.034, BNB 1993/182). De uitspraak van het Hof en de aanslagen dienen te worden vernietigd.
4. Proceskosten De Hoge Raad zal met het oog op een eventuele veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken belanghebbende in de gelegenheid stellen zich uit te laten als hierna bepaald.
5. Beslissing De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens voor wat betreft de beslissing omtrent het griffierecht, vernietigt de uitspraak van Dijkgraaf en Hoogheemraden en de daarbij gehandhaafde aanslagen en stelt belanghebbende in de gelegenheid binnen 6 weken na heden zich uit te laten omtrent een eventuele veroordeling van de wederpartij in de kosten van het geding in cassatie.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Wildeboer, Urlings, Herrmann en Fleers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van der Vegt, in raadkamer van 5 april 1995.