HR, 08-07-1996, nr. 31 069
ECLI:NL:HR:1996:AA1958
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
08-07-1996
- Zaaknummer
31 069
- LJN
AA1958
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Accijns en verbruiksbelastingen (V)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1996:AA1958, Uitspraak, Hoge Raad, 08‑07‑1996; (Cassatie)
- Vindplaatsen
VR 1997, 31
FED 1996/757 met annotatie van J.W. VERSTRAATE
WFR 1996/1093, 1
V-N 1996/2910, 27 met annotatie van Redactie
Uitspraak 08‑07‑1996
Inhoudsindicatie
-
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 16 februari 1995 betreffende na te melden aan belanghebbende gedane uitnodiging tot betaling van omzetbelasting en bijzondere verbruiksbelasting van personenauto's.
1. Uitnodiging, bezwaar en geding voor het Hof Belanghebbende is door het Hoofd van de Belastingdienst/Douane district P (hierna: de Inspecteur) op 13 oktober 1993 schriftelijk uitgenodigd tot betaling van bedragen van ƒ 25.717,60 aan omzetbelasting en ƒ 38.914,-- aan bijzondere verbruiksbelasting van personenauto's. Het daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaar is bij uitspraak van de Inspecteur afgewezen. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak heeft bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.
3. Beoordeling van de middelen van cassatie 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan: Op 4 maart 1992 heeft belanghebbende een personenauto als verhuisgoed met een voorwaardelijke vrijstelling ten invoer aangegeven. De auto is belanghebbende op 7 of 8 mei 1992 ontstolen. In juli 1992 heeft belanghebbende de auto aan haar verzekeraar in eigendom overgedragen en een uitkering van ƒ 170.000,-- ontvangen, zijnde de waarde van de auto inclusief belasting. De verzekeraar heeft de auto, nadat deze in goede staat was opgespoord, vóór of op 19 oktober 1992 aan een derde verkocht.
3.2. Het Hof heeft de eigendomsoverdracht van de auto aan de verzekeraar aangemerkt als een overdracht onder bezwarende titel als bedoeld in artikel 7, lid 1, van de EEG-verordening 918/83 van 28 maart 1983, en geoordeeld dat daaraan niet afdoen belanghebbendes stellingen dat de diefstal niet als zodanige overdracht is te beschouwen en dat de overdracht aan de verzekeraar na de diefstal niet uit vrije wil is geschied.
3.3. De hiervóór in 3.1 vermelde feiten brengen in ieder geval mee dat de auto binnen de periode van
één jaar te rekenen van het moment van aangifte als verhuisgoed is overgedragen in de zin van genoemd artikel 7. 's Hofs beslissing is derhalve juist, wat er zij van de daartoe gebezigde gronden, zodat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 8 juli 1996 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter en de raadsheren Van der Linde, Bellaart, De Moor en Van der Putt-Lauwers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.