V-N 1997/2360, 6
INKOMSTENBELASTING Indien belastingplichtige de inspecteur opzettelijk onjuist heeft geïnformeerd is geen plaats voor toetsing van de navorderingsaanslag aan zorgvuldigheidsbeginsel en rechtszekerheidsbeginsel
HR 11-06-1997, ECLI:NL:PHR:1997:AA2160, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11 juni 1997
- Magistraten
Jansen, R.J.J.; Linde, van der; Bellaart; Brunschot, van; Meij; Soest, van
- Zaaknummer
32 299
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- LJN
AA2160
- JCDI
JCDI:ADS898716:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1997:AA2160, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑06‑1997
ECLI:NL:PHR:1997:AA2160, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑06‑1997
- Wetingang
Art. 16 AWR, zorgvuldigheidsbeginsel en rechtszekerheidsbeginsel
Essentie
INKOMSTENBELASTING Indien belastingplichtige de inspecteur opzettelijk onjuist heeft geïnformeerd is geen plaats voor toetsing van de navorderingsaanslag aan zorgvuldigheidsbeginsel en rechtszekerheidsbeginsel
Samenvatting
X oefende in 1990 een optie tot aankoop van aandelen uit en behaalde door verkoop van de aandelen voordeel. In zijn aangifte maakte X melding van saldi per 31 december 1990 van rekeningen met renteopbrengst en tekende aan: ,,Liquiditeit vloeit voort uit succesvolle vermogenstransacties. De rente is eerst in 1991 vorderbaar.'' De aanslag inkomstenbelasting is conform de aangifte vastgesteld.
In geschil is of de inspecteur op grond dat de voordelen aangemerkt behoren te worden als ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.