Hof Leeuwarden, 02-07-2004, nr. 1946/02
ECLI:NL:GHLEE:2004:AP8495
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
02-07-2004
- Zaaknummer
1946/02
- LJN
AP8495
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Belastingrecht algemeen (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2004:AP8495, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 02‑07‑2004; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
- Vindplaatsen
Uitspraak 02‑07‑2004
Inhoudsindicatie
Partijen houdt verdeeld het antwoord op de vragen of belanghebbende al dan niet ontvankelijk is in haar beroep en of het object voor de toepassing van artikel 5 van de Verordening moet worden aangemerkt als een onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dient dan wel als een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient. Belanghebbende bepleit ten aanzien van de tweede vraag het eerste en het hoofd het tweede. Bij de eerste categorie zijn de tarieven lager.
BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: BK 1946/02 2 juli 2004
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, tweede meervoudige belastingkamer, op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van het hoofd afdeling financiën van de gemeente Hoogezand-Sappemeer (: het hoofd), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de haar opgelegde aanslagen in de onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2001 met aanslagnummer 00000 betreffende het object a-straat 10 te Z (: het object).
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Aan de belanghebbende is voor het jaar 2001 een aanslag gebruikersbelasting met betrekking tot het object opgelegd ten bedrage van f 63.251,- en een aanslag eigenarenbelasting van f 79.064,-.
1.2 De aanslagen zijn opgelegd op grond van de Verordening onroerende-zaakbelastingen 2001 van de gemeente Hoogezand-Sappemeer (: de Verordening). Naar aanleiding van een door belanghebbende gemaakt bezwaar tegen de betreffende beschikking ingevolge de Wet waardering onroerende zaken heeft het hoofd bij beschikking van 28 juni 2002 genoemde aanslagen verminderd tot respectievelijk
€ 24.417,- en € 30.521,25.
Op het tijdig ingediende bezwaar van de belanghebbende tegen de onderwerpelijke aanslagen heeft het hoofd bij de bestreden uitspraak van 23 september 2002 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en geen verdere vermindering verleend.
1.3 De belanghebbende is tegen de bestreden uitspraak in beroep gekomen bij een pro forma beroepschrift (met bijlagen), dat op 4 november 2002 ter griffie van het gerechtshof is ingekomen. Bij brief, ingekomen bij het gerechtshof op 19 december 2002, (met bijlage) heeft de belanghebbende dit beroepschrift voorzien van de gronden van het beroep.
1.4 Het hoofd heeft op 16 juli 2003 een verweerschrift (met bijlagen) ingediend bij het gerechtshof.
1.5 Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend, het hoofd een conclusie van dupliek.
1.6 De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van het gerechtshof van 26 mei 2004, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door mevrouw mr. A, alsmede namens het hoofd mevrouw B en de heer C (taxateur). Belanghebbende heeft op 22 maart 2004 een pleitnota (met bijlagen) ingediend, waarvan afschrift is gezonden aan het hoofd. Ter voormelde zitting heeft belanghebbende een aanvullende pleitnota (met bijlage) voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de wederparij. Het hoofd heeft geen bezwaren geuit tegen de bij deze pleitnota’s gevoegde bijlagen. Het hoofd heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de wederparij.
1.7 Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. De feiten
2.1 De belanghebbende is in het onderhavige jaar eigenaar en gebruiker van het object.
2.2 Het object betreft een centrum voor zorgverlening ten behoeve van ernstig verstandelijk gehandicapten. Het centrum is ingericht voor de zorgverlening aan circa 400 verstandelijk gehandicapte mensen, die op het complex gehuisvest zijn. Het object is zodanig opgezet, dat zorg kan worden geboden aan mensen met genoemde handicap.
2.3 Er zijn meerdere woonunits, waarin telkens een aantal van 8 tot 10 personen is gehuisvest. Sommigen hebben een eigen slaapkamer, anderen niet. Douche, bad, toilet, woonkamer met TV en keuken zijn gemeenschappelijk. De maaltijden worden centraal vervaardigd in opdracht van belanghebbende.
2.4 De aanslagen zijn met inachtneming van artikel 5 van de Verordening opgelegd, waarbij het object is gerangschikt onder onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen.
3. Het geschil en de standpunten van partijen
3.1 Partijen houdt verdeeld het antwoord op de vragen of belanghebbende al dan niet ontvankelijk is in haar beroep en of het object voor de toepassing van artikel 5 van de Verordening moet worden aangemerkt als een onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dient dan wel als een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient. Belanghebbende bepleit ten aanzien van de tweede vraag het eerste en het hoofd het tweede. Bij de eerste categorie zijn de tarieven lager.
3.2 Voor een uitgebreide weergave van de standpunten van partijen en de gronden waarop deze berusten verwijst het gerechtshof naar de van partijen afkomstige stukken. Partijen hebben daaraan ter zitting geen nieuwe argumenten toegevoegd.
4. De overwegingen omtrent het geschil
4.1 Belanghebbende heeft in haar bezwaarschrift van 6 augustus 2001 onder meer verwezen naar het door haar ingediende bezwaarschrift inzake de WOZ-beschikking. Naar het oordeel van het hof is daardoor van een motivering, zij het een summiere, wel sprake. Het hof acht een niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar wegens het te laat indienen van een motivering, waartoe het hoofd is overgegaan, dan ook niet terecht. Het bezwaar moet derhalve alsnog ontvankelijk worden verklaard.
4.2 Ingevolge artikel 220f, tweede lid, van de Gemeentewet dient een onroerende zaak in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van de onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
4.3 Naar het oordeel van het hof is, gelet op 2.2 en 2.3, het object een onroerende zaak waar het wonen is gecombineerd met een andere functie (verpleging dan wel verzorging), die in wezen de hoofdfunctie vormt. In dat geval kan men in het geheel niet spreken van delen die tot woning dienen dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
4.4 Voor zover belanghebbende een beroep op het gelijkheidsbeginsel heeft gedaan door te wijzen op mensen met een verstandelijke handicap welke in een reguliere woonwijk in een gewone woning in groepsverband wonen, merkt het hof op dat hier geen sprake is van vergelijkbare gevallen.
4.5 Gelet op het onder 4.2, 4.3 en 4.4 overwogene en het onder 2.4 en 3.1 vermelde is het gelijk wat betreft het inhoudelijke geschil derhalve aan de zijde van het hoofd.
4.6 Gelet op het voorgaande moet worden beslist als hierna te vermelden.
5. Proceskosten
In de omstandigheden van het geval vindt het hof aanleiding op grond van artikel 8:75 van de Algemene Wet Bestuursrecht het hoofd te veroordelen in de kosten, die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, welke kosten het hof op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht bepaalt op € 805,- ter zake van kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze kosten dienen te worden gedragen door de gemeente Hoogezand-Sappemeer.
6. De beslissing
Het gerechtshof
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt uitspraak waarvan beroep;
- verklaart belanghebbende alsnog ontvankelijk in haar bezwaar;
- vermindert de aanslagen zoals het hoofd reeds heeft gedaan bij beschikking van 28 juni 2002;
- gelast dat het hoofd het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 218,- aan haar vergoedt;
- veroordeelt het hoofd de kosten aan de belanghebbende te vergoeden, die deze heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep, te bepalen op € 805,- en wijst de gemeente Hoogezand-Sappemeer aan als de rechtspersoon die deze kosten dient te dragen.
Aldus vastgesteld op 2 juli 2004 door mr. J. Huiskes raadsheer en voorzitter, mr. F.J.W. Drion en mr. G.M. van der Meer, raadsheren, en op die dag in het openbaar uitgesproken door voornoemde voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier mr. K. De Jong-Braaksma en ondertekend door voornoemde voorzitter en door voornoemde griffier.
Op 7 juli 2004 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.