Inhoudsopgave
WFR 1995/76:DE MAATSTAF VAN BTW-HEFFING: HOE SUBJECTIEF IS SUBJECTIEF?
WFR 1995/76
DE MAATSTAF VAN BTW-HEFFING: HOE SUBJECTIEF IS SUBJECTIEF?
Documentgegevens:
DR. MARIKEN E. VAN HILTEN (Universitair docent kostprijsverhogende belastingen aan de Rijksuniversiteit te Leiden en belastingadviseur bij KPMG Meijburg & Co. belastingadviseurs te Amstelveen.), datum 01-01-1995
- Datum
01-01-1995
- Auteur
DR. MARIKEN E. VAN HILTEN (Universitair docent kostprijsverhogende belastingen aan de Rijksuniversiteit te Leiden en belastingadviseur bij KPMG Meijburg & Co. belastingadviseurs te Amstelveen.)
- JCDI
JCDI:ADS840997:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
- Wetingang
art. 8 lid 2 Wet OB 1968; art. 11 onderdeel A lid 1 Zesde btw-richtlijn; art. 20 Zesde btw-richtlijn
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
1 INLEIDING
De maatstaf van heffing in de BTW is de vergoeding: alles wat de leverancier of dienstverrichter als tegenprestatie verkrijgt of moet verkrijgen. (Zie art. 11A, eerste lid, Zesde richtlijn en art. 8, tweede lid, Wet OB 1968.) Deze maatstaf wordt vastgesteld aan de hand van subjectieve maatstaven: Niet de werkelijke waarde van de prestatie is doorslaggevend, maar de prijs die in het concrete geval in rekening wordt gebracht. Gelet op het karakter van de belasting ligt dat ook wel voor de hand. De BTW beoogt immers het consumptieve verbruik te belasten, en dat wordt beter benaderd door aan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.