Inhoudsopgave
WFR 1998/323:De btw-positie van de moeiende houdstermaatschappij
WFR 1998/323
De btw-positie van de moeiende houdstermaatschappij
Documentgegevens:
DRS. T. BRAAKMAN EN MR. DR. H.W.M. VAN KESTEREN , datum 01-01-1998
- Datum
01-01-1998
- Auteur
DRS. T. BRAAKMAN EN MR. DR. H.W.M. VAN KESTEREN 1
- JCDI
JCDI:ADS725975:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
- Wetingang
art. 11 lid 1 onder i onder 2 Wet OB 1968; art. 13B onder d punt 5 Zesde btw-richtlijn
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
1 Inleiding: een opvallende beslissing
Hof 's-Gravenhage heeft met zijn uitspraak van 11 juli 1997, nr. 96/0360, betreffende de moeiende houdstermaatschappij, een markante beslissing genomen. In veel gevallen wacht de doctrine rustig af hoe de Hoge Raad reageert op een hofuitspraak waartegen cassatie is aangetekend. De genoemde uitspraak heeft echter - tegen deze gewoonte in - al vele pennen in beweging gebracht. De onderhavige materie raakt aan de fundamenten van het omzetbelastingsysteem. Dit geldt met name voor de vraag in hoeverre ontvangen dividend de vergoeding voor een prestatie kan vormen. De uitspraak van het hof is een schakel in een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.