Hof 's-Hertogenbosch, 31-10-2008, nr. 07/00122
ECLI:NL:GHSHE:2008:BG9214
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
31-10-2008
- Zaaknummer
07/00122
- LJN
BG9214
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2008:BG9214, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 31‑10‑2008; (Verzet)
- Vindplaatsen
V-N 2009/14.9 met annotatie van Redactie
NTFR 2009/101
Uitspraak 31‑10‑2008
Inhoudsindicatie
Belanghebbende is niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep omdat hij niet tijdig het griffierecht heeft voldaan. Ter zitting waar zijn verzet wordt behandeld ;stelt belanghebbende dat er loonbeslag ligt, hij moet rondkomen van 25 euro per week en het griffierecht niet kan betalen. Een verzoek om vrijstelling is afgewezen omdat de Awb geen regeling voor vermindering wegens min- of onvermogen kent. Het Hof oordeelt dat belanghebbende voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij het griffierecht niet kan betalen en omdat hem de toegang tot de hogere rechter niet onmogelijk mag worden gemaakt verleent het Hof belanghebbende vrijstelling van griffierecht. Het verzet is gegrond en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Vervolgens oordeelt het Hof dat de rechtbank een juiste uitspraak heeft en verklaart belanghebbendes beroep kennelijk ongegrond.
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector belastingrecht
Vierde enkelvoudige Belastingkamer
Kenmerk: 07/00122
Schriftelijke uitspraak op het verzet van
de heer X,
wonende te Y,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak als bedoeld in artikel 8:54, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), van de eerste enkelvoudige Belastingkamer van dit hof d.d. 30 mei 2008 op het hoger beroep van belanghebbende tegen de schriftelijke uitspraak van de Rechtbank Maastricht (hierna: de Rechtbank) van 21 maart 2007, nummer AWB 06/2093, in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Z
hierna: de heffingsambtenaar
betreffende de aan belanghebbende met dagtekening 31 augustus 2005 opgelegde aanslagen gemeentelijke belastingen over het jaar 2005.
De behandeling van het verzet
Het onderzoek ter zitting ter zake van het horen op verzet heeft plaatsgehad op 18 september 2008 te 's-Hertogenbosch.
Belanghebbende en de heffingsambtenaar zijn met kennisgeving van verhindering niet verschenen.
De gronden
1. Op 21 maart 2007 heeft de Rechtbank uitspraak gedaan op belanghebbendes beroep tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van 25 september 2006 waarbij belanghebbendes bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank bij schrijven van 23 maart 2007, ontvangen door het Hof op 23 maart 2007, hoger beroep ingediend. Belanghebbende voert geen grieven aan tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar.
2. Bij voornoemde uitspraak van het Hof van 30 mei 2008 is belanghebbende niet-ontvankelijk in het hoger beroep verklaard op grond van de overweging dat het door belanghebbende verschuldigde griffierecht ten bedrage van € 106,= niet betaald is binnen de daarvoor door de wet gestelde termijn.
3. Belanghebbende is tegen deze uitspraak tijdig in verzet gekomen.
4. Ingevolge artikel 8:41, lid 2, van de Awb dient het verschuldigde griffierecht binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling waarin de griffier belanghebbende op de verschuldigdheid daarvan heeft gewezen te worden voldaan. Indien het bedrag niet binnen deze termijn is bijgeschreven of gestort, wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
5. Belanghebbende heeft aangevoerd geringe financiële draagkracht te hebben. Op zijn inkomsten ligt een loonbeslag en hij moet daardoor rondkomen met ongeveer € 25,- per week. Hij heeft om vrijstelling van het griffierecht verzocht. De Awb kent echter geen regeling voor vermindering van het griffierecht wegens min- of onvermogen.
6. Belanghebbende heeft met hetgeen hij heeft aangevoerd met betrekking tot zijn financiële draagkracht, hetgeen door de heffingsambtenaar niet is betwist, naar het oordeel van het hof in voldoende mate aannemelijk gemaakt dat hij niet in staat is tot betaling van het verschuldigde griffierecht. Het hof ziet daarin aanleiding, teneinde belanghebbende de toegang tot de hoger beroep rechter niet onmogelijk te maken, belanghebbende vrijstelling te verlenen tot het betalen van griffierecht. Het verzet van belanghebbende dient gegrond te worden verklaard.
7. Ingevolge artikel 8:55, lid 7, van de Awb dient het onderzoek te worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Gezien het overwogene onder 1 is het hof van oordeel, dat de Rechtbank op goede gronden een juiste beslissing heeft genomen en dat de voortzetting van het onderzoek niet nodig is. Het hof zal het beroep van de belanghebbende op grond van artikel 8:54, eerste lid onderdeel c van de Awb kennelijk ongegrond verklaren.
De proceskosten
Hoewel het door belanghebbende gedane verzet gegrond is, acht het hof geen termen aanwezig de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Belanghebbende heeft namelijk niet verzocht om een proceskostenvergoeding, en het hof is ook ambtshalve niet gebleken, dat hij voor vergoeding in aanmerking komende kosten heeft gemaakt als bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Beslissing
Het hof:
- verklaart het verzet gegrond,
- vernietigt de uitspraak van het hof en
- verklaart het hoger beroep ongegrond.
Aldus gedaan op 31 oktober 2008 door J.W.J. Huige, lid van voormelde Kamer, in tegenwoordigheid van H.J. van den Helm, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.
Het aanwenden van een rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen, voor zover het verzet gegrond is verklaard, binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.
1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a) de naam en het adres van de indiener;
b) een dagtekening;
c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d) de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen, voor zover het hoger beroep kennelijk ongegrond is verklaard, binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak een verzetschrift indienen bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch). Daarbij kan gevraagd worden op het verzet te worden gehoord.
Een kopie van de uitspraak moet bij het verzetschrift worden overgelegd. Het verzetschrift moet zijn ondertekend en ten minste bevatten:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. de vermelding van de uitspraak waartegen het verzet is
gericht;
d. de gronden van het verzet, waarbij de bezwaren tegen de
uitspraak duidelijk zijn omschreven.