HR, 31-08-1998, nr. 33 569
ECLI:NL:HR:1998:AA2356
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
31-08-1998
- Zaaknummer
33 569
- LJN
AA2356
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1998:AA2356, Uitspraak, Hoge Raad, 31‑08‑1998; (Cassatie)
- Wetingang
art. 20 Algemene wet inzake rijksbelastingen
- Vindplaatsen
WFR 1998/1294, 1
V-N 1998/42.2 met annotatie van Redactie
Uitspraak 31‑08‑1998
Inhoudsindicatie
-
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 8 juli 1997 betreffende na te melden naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het motorrijtuig met kenteken AA-00-BB een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd, berekend over het tijdvak 28 oktober 1995 tot en met 27 januari 1996, ten bedrage van f 97,-- aan enkelvoudige belasting en f 97,-- aan verhoging. Deze aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd, met het besluit geen kwijtschelding van de verhoging te verlenen. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak heeft bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden, doch zich voor de proceskosten gerefereerd aan het oordeel van de Hoge Raad.
3. Beoordeling van de klachten 3.1. Het Hof heeft terecht vooropgesteld: dat een onjuiste tenaamstelling van een aanslagbiljet in het algemeen niet kan leiden tot een belastingverplichting; dat deze regel uitzondering leidt indien de tenaamstelling een zodanig geringe onvolkomenheid bevat, dat redelijkerwijs geen misverstand kan bestaan voor wie het door de Belastingdienst toegezonden biljet is bestemd. Vervolgens heeft het Hof geoordeeld dat een uitzondering als vorenbedoeld - de aan belanghebbende ter zake van het door haar gehouden motorrijtuig toegezonden rekening en naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting vermeldden de naam van belanghebbende zonder umlaut in plaats van met umlaut - zich in casu voordoet. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan als verweven met waarderingen van feitelijke aard voor het overige in cassatie niet op zijn juistheid worden getoetst. Belanghebbendes klacht, dat het Hof het Besluit standaardschrijfwijze persoonsgegevens (Stcrt. 1992, 176) ten onrechte niet heeft toegepast, kan mitsdien niet tot cassatie leiden.
3.2. De overige klachten kunnen evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 31 augustus 1998 vastgesteld door de raadsheer Bellaart als voorzitter en de raadsheren Van der Putt-Lauwers en Meij, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.