FED 1991/938
Bij langdurige procesgang in boetegeschillen is het hof gehouden desnoods ambtshalve te onderzoeken of redelijke termijn in acht is genomen.
HR 13-11-1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC4782, m.nt. J.A. Smit
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13 november 1991
- Magistraten
Jansen; Linde, Van Der; Bellaart; Korthals-Altes; Moor, De
- Zaaknummer
27 464
- Noot
J.A. Smit
- LJN
ZC4782
- JCDI
JCDI:ADS208746:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Belastingheffing van motorrijtuigen / Motorrijtuigenbelasting
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1991:ZC4782, Uitspraak, Hoge Raad, 13‑11‑1991
- Wetingang
Art. 6 EVRM, art. 4 en 16 Wet MB 1966
Essentie
Bij langdurige procesgang in boetegeschillen is het hof gehouden desnoods ambtshalve te onderzoeken of redelijke termijn in acht is genomen.
Uitspraak
Het geschil betrof de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting over de tijdvakken 1 februari t/m 30 juni 1984 en 10 oktober t/m 31 januari 1985.
Vaststaat:
Op na te melden tijdstip was belanghebbende houder van een motorrijtuig met kenteken 00-AA-00 en overigens de kenmerken zoals die zijn vermeld op het aanslagbiljet, waarvan een duplikaat zich bij de stukken bevindt.
Bij ambtelijke controle is geconstateerd, dat op 23 januari 1985 met dit motorrijtuig de weg in de gemeente Z ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.