HR, 03-12-2010, nr. 09/05217
ECLI:NL:HR:2010:BO5990
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
03-12-2010
- Zaaknummer
09/05217
- LJN
BO5990
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BO5990, Uitspraak, Hoge Raad, 03‑12‑2010; (Cassatie)
- Vindplaatsen
Belastingblad 2011/4 met annotatie van J.P. Kruimel
V-N 2010/64.28 met annotatie van Redactie
NTFR 2010/2775 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Uitspraak 03‑12‑2010
Partij(en)
Nr. 09/05217
3 december 2010
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z(hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 25 februari 2010, nr. 08/00763, betreffende een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken.
1. Het geding in feitelijke instanties
Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikking de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te
- Z.
(hiena: de onroerende zaak) voor het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 vastgesteld.
Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar van de gemeente
's-Hertogenbosch bij uitspraak de waarde gehandhaafd.
De Rechtbank te 's-Hertogenbosch (nr. AWB 07/2845) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en een aantal klachten aangevoerd. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1.
De heffingsambtenaar heeft de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum 1 januari 2005 bij de bestreden beschikking vastgesteld op € 154.000.
3.2.
Het Hof heeft geoordeeld dat de waarde van de onroerende zaak op die datum € 149.000 bedroeg.
3.3.
De tegen dat oordeel gerichte klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beoordeling ambtshalve
4.1.
Het Hof heeft voorts geoordeeld dat de voor de onroerende zaak vastgestelde waarde gelet op de in artikel 26a van de Wet waardering onroerende zaken opgenomen regeling moet worden gehandhaafd op € 154.000.
4.2.
Aldus oordelend heeft het Hof miskend dat de in artikel 26a van de Wet waardering onroerende zaken opgenomen margeregeling een inbreuk vormt op artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM en daarom buiten toepassing dient te blijven (HR 22 oktober 2010, nr. 08/02324, LJN BL1943, V-N 2010/54.4). De tegen het oordeel gerichte klachten slagen derhalve.
4.3.
's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.
5. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
venietigt de uitspraak van het Hof,
vermindert de vastgestelde waarde van de onroerende zaak tot € 149.000, en
gelast dat de Gemeente 's-Hertogenbosch aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 110, alsmede het bij het Hof betaalde griffierecht ter zake van de behandeling van de zaak voor het Hof ten bedrage van € 107 en gelast dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende vergoedt het bij de Rechtbank betaalde griffierecht ter zake van de behandeling van de zaak voor de Rechtbank ten bedrage van € 39.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren M.W.C. Feteris en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2010.