BNB 2003/19
Dringende morele verplichting tot voorziening in het levensonderhoud na ongehuwd samenwonen of LAT-relatie
HR 08-11-2002, ECLI:NL:PHR:2002:BI8084, m.nt. I.J.F.A. van Vijfeijken
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
8 november 2002
- Magistraten
Korthals Altes; Monné; Amersfoort, van; Berge, van den; Leemreis
- Zaaknummer
37 152
- Conclusie
A-G mr. Groeneveld
- Noot
I.J.F.A. van Vijfeijken
- LJN
BI8084
- JCDI
JCDI:ADS553877:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2002:BI8084, Uitspraak, Hoge Raad, 08‑11‑2002
ECLI:NL:PHR:2002:BI8084, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 08‑11‑2002
- Wetingang
Art. 45, eerste lid, onderdeel d, Wet IB 1964; art. 6:3, tweede lid, onderdeel b, BW
Essentie
Dringende morele verplichting tot voorziening in het levensonderhoud na ongehuwd samenwonen of LAT-relatie
Samenvatting
HR: Het in art. 45, eerste lid, onderdeel d, Wet IB 1964 gebruikte begrip 'dringende morele verplichting' is blijkens de wetsgeschiedenis op te vatten als natuurlijke verbintenis als bedoeld in art. 6:3, tweede lid, onderdeel b, BW. De tekst noch de wetsgeschiedenis van de eerstgenoemde bepaling biedt steun aan de opvatting dat bij aan alimentatie verwante verzorgingsuitkeringen tussen ex-partners van een dringende morele verplichting tot voorziening in het levensonderhoud slechts sprake kan zijn in situaties waarin een niet-huwelijkse samenlevingsvorm is beëindigd. Evenmin vloeit uit art. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.