Hof Arnhem, 28-12-2001, nr. 00/0092
ECLI:NL:GHARN:2001:AD8108
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
28-12-2001
- Zaaknummer
00/0092
- LJN
AD8108
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2001:AD8108, Uitspraak, Hof Arnhem, 28‑12‑2001; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 28‑12‑2001
Inhoudsindicatie
-
Gerechtshof Arnhem
Eerste meervoudige belastingkamer
nummer 00/00092
U i t s p r a a k
op het beroep van de besloten vennootschap [X] B.V. te [Z] tegen de uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen [P] op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de haar voor het jaar 1996 opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Aanslag en bezwaar
Aan belanghebbende is voor het jaar 1996 een aanslag opgelegd in de vennotschapsbelasting tot een belastbaar bedrag van ƒ 766.681.
De aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, door de Inspecteur bij uitspraak van 8 december 1999 gehandhaafd.
2. Geding voor het Hof
2.1. Het beroepschrift is ter griffie ontvangen op 18 januari 2000 en aangevuld op 12 april 2000 en op 19 september 2001.
2.2. Tot de stukken van het geding behoort het verweerschrift.
2.3. Bij onderzoek ter zitting op 4 oktober 2001 te Arnhem zijn [A], als gemachtigde van belanghebbende, alsmede belanghebbendes directeur [B] en de Inspecteur gehoord.
2.4. De notities van het pleidooi dat de gemachtigde van belanghebbende ter zitting heeft gehouden worden met bijlagen, als hier herhaald en ingelast beschouwd.
3. Conclusies van partijen
3.1. Belanghebbende verzoekt vernietiging van de uitspraak en vaststelling van de belastbare winst, primair, subsidiair en meer subsidiair op een bedrag van - bij nadere conclusie - achtereenvolgens -/- ƒ 805.582, -/- ƒ 355.582 en -/- ƒ 153.996 alsmede nog meer subsidiair tot een door het Hof, onder toepassing van de deelnemingsvrijstelling door het Hof in goede justitie van de totale vergoeding aan de octrooien/octrooiaanvraag toe te rekenen deel, vast te stellen bedrag, alsmede vaststelling van een verliesverrekeningsbeschikking.
3.2. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak.
4. De vaststaande feiten
4.1. B] is uitvinder van de " [bb] Technology" ([hierna: bb]), een techniek ten behoeve van het bewerken van onder meer [a-producten]. [Bb] is beschermd door een aantal octrooien die alle ten name gesteld zijn van [B].
4.2. Op 15 april 1986 sluit [B] die dan in Zwitserland woont, met [X] Ltd waarvan hij alle shares bezit, een "licence agreement" op grond waarvan die Ltd het recht krijgt om de [bb] octrooien te exploiteren.
De koopsom ad Sfr. 5.000.000 blijft [X] schuldig. Vanaf 15 juli 1986, de datum waarop [B] weer in Nederland is gaan wonen, bevindt de feitelijke leiding van [X] Ltd zich hier te lande en is zij binnenlands belastingplichtige. [X] Ltd is begin jaren negentig omgezet in een besloten vennootschap ([X]).
4.3. In de loop van 1986 is opgericht [bb] Licensing SA (hierna: de SA) waarin C NV] deelneemt voor 25% terwijl het juridische en het economische belang voor de resterende 75% berust bij respectievelijk [B] en [X] Ltd.
Ingevolge een joint venture overeenkomst van 2 juli 1986 behoudt [X] Ltd het exclusieve recht op de [bb] technologie voor Nederland, terwijl de SA het recht heeft sublicenties uit te geven voor de rest van de wereld. Vanaf 31 maart 1991 ontvangt [X] voor dat recht een vast bedrag van Sfr. 150.000, daarvóór 75% van de nettowinst.
Het binnen de SA te verrichten [bb] -onderzoek wordt gefinancierd door de op de Nederlandse Antillen gevestigde financieringsmaatschappij van [C NV].
Ongeveer gelijktijdig met de oprichting van de SA, is [X] Ltd een samenwerking aangegaan met de in Nederland gevestigde dochter van [C NV] [D] b.v., een [a]-verwerkingsbedrijf.
Vanaf 1989/1990 behelst deze samenwerking een licentieovereenkomst voor Nederland waarbij [X] Ltd en opvolgend [X] een vergoeding bedingt van 1/3 van de "extra margin" welke met behulp van de [bb] behaald wordt op de producten met een minimum van ƒ 100.000 per jaar.
4.4. Bij overeenkomst van 11 mei 1990 komen [C NV] en [B] overeen dat [C NV] de deelname in de SA zal uitbreiden tot 60% door overname van een 35% pakket van [B/X]. Betrokkenen komen overeen dat [C NV] binnen vier weken na de levering van het pakket ƒ 1.250.000 zal betalen aan [X] en eenzelfde bedrag zal storten op een gezamenlijke geblokkeerde rekening bij de [c-bank] (hierna: de Bank) van betrokkenen, over welk bedrag [X] slechts zal kunnen gaan beschikken indien binnen drie jaren na levering een bepaald resultaat met de [bb] is behaald. Indien het bedoelde winstniveau niet binnen die periode is behaald, heeft [C NV] het recht het desbetreffende 35% belang terug te verkopen aan [X] tegen een koopsom van ƒ 1.250.000, te voldoen uit de voornoemde gezamenlijke rekening. De overeenkomst voorziet voorts in twee nabetalingen van elk ƒ 1.000.000 indien na 5 respectievelijk 6 jaren bepaalde resultaten zijn behaald binnen de SA en [D] voornoemd.
[B] en [E] (directeur van [C NV]) hebben een gezamenlijke volmacht zonder recht van substitutie betreffende voornoemde geblokkeerde rekening. De rentebaten van deze rekening komen toe aan [X].
4.5. De praktische toepassing van de [bb] geeft vervolgens in de jaren 1991 en 1992 grote problemen. Betrokkenen ([B] en [C NV]) gaan met elkaar te rade en besluiten eind 1992 tot nieuwe, nader uit te werken basisafspraken.
De basisafspraken voorzien blijkens de brief van 22 december 1992 van [C NV] aan [B] onder meer in de liquidatie van de SA en de oprichting hier te lande van de besloten vennootschap [bb] Research b.v. (hierna: Research). In de financiering van deze onderneming zou moeten worden voorzien rechtstreeks door de beoogde aandeelhouders ([C NV] en [B/X]) in de verhouding van 60 : 40. In bedoelde brief van 22 december 1992 komen voorts onder meer de volgende passages voor:
"(…)
2. De nieuwe b.v. neemt de licentiecontracten van [bb] Licensing met [F, G en H] over, inclusief de uitstaande vorderingen op [G] (± ƒ 125.000.=).
3. In de nieuwe b.v. wordt de [bb]-lijn van [D] ingebracht.
[B] brengt van zijn kant zijn huidige "privé-licentie" [D] in de nieuwe b.v. in.
(…)
5. Partijen hebben overeenstemming bereikt over het businessplan van de nieuwe b.v. als weergegeven in […] d.d. 21-12-1992, zoals in uw en ons bezit. Dit plan voorziet erin dat we aan het eind van 1993 ten minste op break-even niveau zullen zitten. Voor het geval dit niet gehaald mocht worden, zullen partijen uiterlijk 11 januari 1993 een redelijke "echtscheidingsclausule" uitwerken, uitgaande van de mogelijkheid voor [C NV] om de joint venture te beëindigen.
6. De "blote" octrooien van alle [bb] know-how blijven bij [B]. De nieuwe b.v. verkrijgt de worldwide exclusieve exploitatierechten voor de duur van de joint venture respectievelijk zolang [C NV] een meerderheidsbelang in de nieuwe b.v. houdt. De royalty die hiervoor door de nieuwe b.v. betaald wordt is CHF 150.000,= op jaarbasis. Wij tekenen daarbij aan dat deze constructie uitdrukkelijk op uw verzoek is overeengekomen, zodat de fiscale consequenties dan ook voor uw rekening zijn.
7. De bepalingen m.b.t. eventuele nabetaling van de koopsom voor de vergroting van de [C NV] -participatie van 10 naar 60%, opgenomen in het aandelen-koopcontract, blijven overeind, met dien verstande dat de meetpunten in de tijd verschuiven naar 1996/1997. Voor de goede orde: het betreft hier voornamelijk inkomsten uit internationale [bb] -licenties, uitgaande van een minimaal kostenniveau, zoals destijds door partijen voor [bb] Licensing voorzien (hoofdzakelijk één man plus reiskosten plus ± CHF 5.000,= bureaukosten)."
4.6. Dit voorstel leidt op 22 januari 1993 tot een principeovereenkomst met onder meer de volgende bepalingen:
"(…)
Afspraken m.b.t. [bb]-Research b.v.
(…)
1.3.1. [bb]-Research b.v. betreft een bestaande bedrijf van [C NV]:
[X] koopt 40% van de aandelen tegen nominale waarde, of indien lager, marktwaarde. Na de koop vinden de kapitaalstortingen, resp. inbreng, plaats (zie punt 3 FINANCIERING).
(…)
2.6. B] verplicht zich tot ten minste 31-12-95 aktief bij [bb]-Research b.v. betrokken te zijn (zie ook 5.2)
3.1. tot een stabiele break-even situatie is bereikt
De financieringsbehoefte over 1993 is geschat op ƒ 1.800.000 (zie businessplan).
Beide partijen storten aandelen kapitaal z.s.m. ter financiering van de activiteiten vanaf 01-01-93
[C NV] ƒ 847.500
[B/X] - 565.000
ƒ 1.412.500
De resterende ƒ 387.500 wordt per 10-06-93 gestort
[C NV] ƒ 232.500
[B/X] - 155.000
[X] leent deze ƒ 155.000 van [C NV] op de volgende voorwaarden:
- achtergestelde lening tegen marktrente
- aflossing uitsluitend uit dividend door [bb] Research b.v. betaald tot maximaal 30% van het dividend en niet uit het onder punt 4.2 genoemde bedrag
- geen borgstelling."
4.7. C NV] heeft zonder daar belanghebbende van te voren in te kennen, voor de financiering van de ontwikkelingskosten beschikt over het op de geblokkeerde rekening staande bedrag van ƒ 1.250.000. Een deel ervan ten belope van ƒ 685.000 is door [C NV] op de rekening van de SA gestort, welke dit bedrag heeft overgemaakt aan de Antilliaanse financieringsmaatschappij van [C NV] ter aflossing van schuld. Het resterende bedrag van ƒ 565.000 is door [C NV] op de balans opgenomen als schuld aan [B] en was oorspronkelijk bestemd als storting voor diens 40% deelname in Research. Belanghebbende heeft schriftelijk tegen deze handelwijze van [C NV] bij de Bank geprotesteerd.
De bedoeling van betrokkenen was voorts dat Research de licentiecontracten van de SA zou overnemen en dat de tot dan toe bij [D] bestaande [bb]-productielijn alsmede (door [X]) de licentie voor Nederland in Research zouden worden ingebracht.
4.8. Per 18 mei 1993 wordt een bestaande en tot dan toe van de fiscale eenheid [C NV] deeluitmakende vennootschap [I] b.v.) omgevormd tot bedoelde Research. [D] voornoemd heeft tot in elk geval medio 2000 onafgebroken de directie over deze vennootschap gevoerd. De beoogde aandelenoverdracht, noch de overdracht van licenties en inbreng van bedrijfsmiddelen vindt plaats.
4.9. Nadat in de eerste maanden van 1993 diverse besprekingen hebben plaatsgevonden, de commerciële exploitatie binnen Research niet van de grond is gekomen en [X] ernstig bezwaar heeft tegen de door [D] toegepaste kostenallocatie, verbreken betrokkenen tegen het einde van 1993 hun samenwerking. Research heeft over 1993 een commercieel verlies geleden van bijna ƒ 1.400.000.
Daarop volgt een periode waarin betrokkenen elkaar over en weer met claims en vorderingen bestoken. In een dagvaarding van [B/X] van 21 december 1994 voor 3 januari 1995 tegen [C NV/[D]/Research is in onderdeel 6, aanhef en letter a vermeld:
"De kern van de in alinea 5 hiervoor bedoelde overeenkomst(en) bestond in de volgende elementen:
a. [X] zou 40% van de aandelen in [bb] ontvangen (waarvan de overige aandelen door [C NV] zouden worden gehouden. De kapitaalsdeelname van [X] is intussen nog niet geëffectueerd, zodat [C NV] op dit ogenblik nog de enige aandeelhouder van [bb] is)."
4.10. De advocaat van [C NV] c.q. schrijft vervolgens bij brief van 27 februari 1995 onder meer het volgende:
"In antwoord op uw brief van 6 februari jl. merk ik in het kader van de verdere voortgang van de procedure het volgende op.
1. Nu inmiddels duidelijk is geworden dat de in de voorbije periode gedane pogingen tot een schikking niet tot resultaat hebben geleid, stellen cliënten zich - zoals bekend - op het standpunt dat de kontraktuele verplichtingen over en weer zullen moeten worden nagekomen.
De processuele opstelling van uw cliënten leert dat uw cliënten dit standpunt kennelijk niet delen en van mening zijn dat ontbinding van de overeenkomst op dit moment aan de orde zou zijn.
Zoals bekend, wordt dat standpunt dezerzijds niet onderschreven. De omstandigheid dat in de voorbije periode de uitvoering van de overeenkomst op bepaalde punten is opgeschort was volstrekt redelijk in het kader van de op dat moment gevoerde besprekingen en is ook door uw cliënten geaccepteerd. Nu duidelijk is dat die route niet tot resultaat zal leiden, dient thans een en ander alsnog in gang gezet te worden.
Tegen deze achtergrond zijn wij van oordeel dat thans met name de navolgende onderwerpen behandeling behoeven.
2. De aandelen [bb] Research BV dienen geleverd te worden en aandeelhoudersvergaderingen dienen te worden gehouden. Gaarne verneem ik of uw cliënten daaraan medewerking zullen verlenen.
In dat geval ontvang ik gaarne ook de bevestiging dat uw cliënten de betaling van ƒ 565.000 (zie sub 3.1. van de Samenvatting d.d. 22 januari 1993) voor deze aandelen niet betwisten.
Cliënten gaan er van uit dat de aandelen aan [B] geleverd zullen worden.
3. Ingevolge de afspraken van januari 1993 dient [X] Ltd. een licentie-overeenkomst te verstrekken aan [bb] Research B.V., met als uitgangspunt de overeenkomst tussen [X] Ltd. en [bb] Licensing.
Gaarne verneem ik of uw cliënten daaraan hun medewerking zullen verlenen, in welk geval dezerzijds die overeenkomst geredigeerd zal worden.
(…)
6. Terzake van het door uw cliënte eenzijdig - en derhalve in strijd met de kontraktuele verplichtingen - aangevraagde technodice-octrooi, zij opgemerkt dat cliënten gaarne per omgaande kopie van de desbetreffende aanvrage en het bijbehorende verleningsdossier tegemoet zien. Hetzelfde geldt terzake van het 'spek-octrooi'.
7. Inzake de aanvrage voor het technodice-octrooi, zij in antwoord op de brief van uw cliënten van 28 december 1994 opgemerkt dat cliënten deze aanvrage in beginsel - onder het voorbehoud dat kennisneming van de stukken niet tot een ander oordeel leiden - willen doorzetten voor Oostenrijk, België, Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, Nederland, Zweden, Noorwegen, Finland, Denemarken, Japan, Canada en de Verenigde Staten.
Gaarne verneem ik of cliënten daarmee kunnen instemmen.
(…)
10. Bij brief d.d. 28 december 1994 heeft [X] Ltd. inmiddels aangekondigd dat gelet op de verlening van het Europees octrooi nummer 0405697 de royalty verhoogd wordt tot Sfr. 200.000,-, alsmede dat fakturen in de toekomst niet meer zullen worden verzonden.
Naar aanleiding daarvan zij opgemerkt dat voor de eenzijdig aangekondigde verhoging van royalties geen kontraktuele grond bestaat. De royalty terzake van het gebruik van de volledige [bb]-technologie is bepaald op Sfr. 150.000,-, zoals aangegeven in de brief van de heer Van Dun van 22 december 1992. De vervaldatum van deze royalties verschuift bovendien niet naar 1 januari. (…)"
4.11. Bij Conclusie van Antwoord in conventie en Conclusie van Eis in reconventie van 14 november 1995 doet [C NV] c.s. voorts onder meer stellen:
"Te verklaren voor recht dat de betalingen c.q. kapitaalstortingen ten laste van de in het lichaam dezer conclusie bedoelde geblokkeerde bankrekening rechtsgeldig zijn geschied en gedaagden in reconventie daaraan gebonden is c.q. de nietigheid daarvan niet kunnen inroepen, alsmede [B] te bevelen binnen 30 (dertig) dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis levering van de aandelen, zoals in het lichaam dezer conclusie bedoeld, te accepteren en al datgene doen en/of na te laten dat nodig is om die levering binnen die termijn te effectueren, althans een zodanige verklaring voor recht en/of een zodanig bevel als de rechtbank in goede justitie zal bepalen;
Te verklaren voor recht dat gedaagden in reconventie met ingang van 1 januari 1994 geen rechten op de overeengekomen management vergoeding kunnen doen gelden, althans een zodanige verklaring voor recht als de rechtbank in goede justitie zal bepalen;"
4.12. De advocaat van [B/X] schrijft in zijn brief van 8 januari 1996 aan de tegenpartij onder meer:
"Bij lezing van de stukken constateerde ik dat [B], dat wil zeggen [X] B.V., nog steeds geen eigenaar is van het 40%-pakket in [bb] Research B.V. Ik laat nu maar even in het midden of dat pakket door uw cliënte niet is aangeboden, danwel dat het wel is aangeboden maar niet aanvaard. Als ik het goed zie, is voor dit pakket allang betaald. Ik verzoek u daarom mij de concept-notariële akte toe te zenden, waarbij dit pakket aan [X] B.V. wordt overgedragen. Ik zal dit concept dan aan [B] voorleggen en hem adviseren de akte ten overstaan van de notaris door [X] B.V. te laten ondertekenen, aannemend dat er geen ongebruikelijke voorwaarden in staan.
In dit verband wijs ik op het volgende. U schrijft in de conclusie van antwoord in conventie (§21, onderaan pagina 49 en bovenaan pagina 50) dat wanneer [B] c.s. alsnog de levering van het 40%-pakket wensen te accepteren, zij zich ook in alle overige aspecten als een aandeelhouder dienen te gedragen, "inhoudende dat zij evenzeer dienen mee te delen in de substantiële verliezen welke [bb] Research tot op heden heeft geleden en hun bijdrage in de financiering daarvan dienen te leveren".
Het is mij niet duidelijk wat uw cliënte hiermee bedoelt. Een aandeelhouder behoeft niet bij te dragen in de verliezen van de vennootschap waarin hij deelneemt, behoudens tot het bedrag waartoe hij zich bij het nemen van zijn aandelen enz."
4.13. Uiteindelijk sluiten de betrokkenen op 27 juni 1997 een vaststellingsovereenkomst waarin onder meer de volgende bepalingen voorkomen.
"1. Dat [B] een aantal uitvindingen heeft gedaan op het gebied van de produktie en verwerking van vleeswaren, waarvoor octrooi is verleend en/of aangevraagd.
Dit betreft o.m.: (enz.)
(hierna: 'de octrooien')
Deze octrooien worden hierna tezamen met de bijbehorende know how aangeduid als de ' [bb]-technologie'.
2. Dat de Octrooien allen op naam van [B] staan.
3. Dat [B] zich bij de exploitatie van de [bb]-technologie sinds enige tijd bedient van de vennootschap [X].
4. Dat [B] voor de exploitatie van de octrooien een exclusieve licentie-overeenkomst heeft gesloten met [X] Ltd, welke vennootschap exclusieve licentierechten terzake van de [bb] -technologie heeft verschaft aan [bb] Research.
5. Dat [X] Ltd. in 1993 is geliquideerd en alle verplichtingen met betrekking tot de licentie-overeenkomst heeft overgedragen aan [X].
6. Dat [D] en [bb] Research zich onder meer toeleggen op de produktie van vleeswaren en beide deel uit maken van [C NV].
7. Dat er tenminste sinds 1984 tussen [B] enerzijds en [C NV].en [D] anderzijds, ter zake van de ontwikkeling en de exploitatie van de [bb]-technologie een samenwerkingsverhouding bestaat, welke samenwerkingsverhouding sindsdien op verschillende manieren is vormgegeven, laatstelijk door middel van een reeks besprekingen in de periode eind 1992/begin 1993, resulterend in een geparafeerd schriftelijk stuk en enkele afspraken.
8. Dat in de loop van 1993 onduidelijkheden over de samenwerkingsverhouding en de wijze waarop hieraan feitelijk uitvoering diende te worden gegeven er toe geleid hebben dat [B] in december 1993 zijn werkzaamheden ten behoeve van [bb] Research heeft gestaakt, waarna tussen partijen onderhandeld is over een algehele oplossing van de tussen partijen gerezen geschillen.
9. Dat door [X] en [B] eind 1994 een dagvaarding ter inleiding van een gerechtelijke procedure is uitgebracht, in welke procedure in eerste instantie stukken zijn gewisseld, terwijl tevens onderhandelingen hebben plaatsgevonden.
10. Dat in het kader van deze onderhandelingen geprobeerd is door middel van een zogenaamd stappenplan duidelijkheid te verkrijgen over de resultaten en de financiële positie van [bb] Research.
11. Dat partijen, toen bleek dat stap 1 van het stappenplan die betrekking had op het tot klaarheid brengen van de zogenaamde BI/BIK-discussie gezien de gehanteerde variabelen niet tot constructieve resultaten leidde, thans ter afdoening van de tussen hen bestaande geschillen het navolgende zijn overeengekomen:
ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
Artikel 1. : Octrooien
1.1 [X] en [B] dragen hierbij de [bb]-technologie voor landen van de Europese Economische Ruimte over aan [bb] Research, die verklaart deze overdracht te aanvaarden. De desbetreffende octrooien/octrooiaanvragen zijn vermeld in bijlage A, die integraal deel uitmaakt van deze overeenkomst. Partijen komen overeen, voorzover de octrooien nog niet zijn verleend, hun respectievelijke octrooigemachtigden te instrueren dat zij tot de datum waarop de betreffende octrooien worden verleend met elkaar overleggen en ervoor zorgdragen dat zich geen tegenstrijdigheden voordoen. [X] en [B] verbinden zich hierbij al het benodigde te doen teneinde de overdracht van de [bb] Technologie te bewerkstelligen en voorzover enig onderdeel van de [bb]-technologie niet rechtsgeldig kan worden overgedragen al het benodigde te doen teneinde [bb] Research in staat te stellen het betreffende onderdeel van de [bb]-technologie exclusief te exploiteren en haar in de positie te brengen c.q. houden alsof het betreffende onderdeel van de [bb]-technologie aan haar was overgedragen.
1.2 In verband met de onder 1.1. bedoelde overdracht aan [bb] Research en in verband met de beëindiging van de samenwerking tussen partijen, zal [C NV].op de datum van ondertekening van deze vaststellingsovereenkomst de somma van ƒ 3.500.000,-- (zegge: driemiljoen vijfhonderdduizend gulden), te vermeerderen met BTW indien verschuldigd, voldoen aan [B] dan wel overeenkomstig een in overleg tussen partijen vast te stellen verdeling gedeeltelijk aan [B] en gedeeltelijk aan [X]. Registratiekosten in verband met de onder 1.1 bedoelde overdracht zullen worden gedragen door [C NV].
1.3 [X] en [B] zijn, met inachtneming van het onder 1.1 bepaalde, met uitsluiting van [bb] Research gerechtigd de Octrooien te exploiteren voor alle landen van de wereld uitgezonderd de landen van de Europese Economische Ruimte. Indien [X] en/of [B] voornemens zijn de hen op grond van de vorige zin toekomende Octrooien aan een derde over te dragen of met betrekking tot deze Octrooien aan een derde een licentie te verlenen, verbinden zij zich eerst [bb] Research en [D] in de gelegenheid te stellen voornoemde Octrooien c.q. licentie op dezelfde voorwaarden te verwerven.
1.4 [B] zal zich onthouden van activiteiten en exploitatievormen die de onder 1.1 bedoelde [bb]-technologie en/of de exploitatie hiervan door [bb] Research binnen de Europese Economische Ruimte, zou kunnen schaden.
1.5 [B] verleent ten aanzien van het Europese octrooi 0498513 met betrekking tot Engeland geen garanties.
Artikel 2. : [bb]-technologie
2.1 [B] en [X] zullen zich onthouden van bemoeienis met de [bb]-technologie en de produktie en verwerking van vleeswaren binnen de landen van de Europese Economische Ruimte.
2.2 Indien de Europese Unie en/of de Europese Vrijhandels Associatie wordt uitgebreid met een nieuwe Lid-Staat zal het onder 2.1 bepaalde eveneens van toepassing zijn voor deze nieuwe Lid-Staat.
2.3 Partijen zullen alles doen en nalaten dat redelijkerwijs mogelijk is om te voorkomen dat afbreuk wordt gedaan aan de goede naam en goodwill behorende bij de [bb]-technologie.
Artikel 3. : Overleg
3.1 Partijen zullen voorafgaand overleg plegen omtrent de wijze van handelen in verband met iedere mogelijke aanspraak van derden terzake van de [bb]-technologie, dan wel (enz.)
Artikel 4. : Gerechtelijke procedure
4.1. Partijen zullen de thans aanhangig zijnde procedure voor de Arrondissementsrechtbank te Haarlem (Rolnummer: HA ZA/95 15) bij eerstvolgende gelegenheid royeren, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.
Artikel 5. : Beëindiging relatie
5.1 Partijen verklaren hierbij dat de tussen hen bestaande verbintenissen, inclusief de licentie-overeenkomst, zijn ontbonden en de tussen hen bestaande geschillen zijn beëindigd.
5.2 Partijen verlenen elkaar finale kwijting ten aanzien van de vorderingen die zij op grond van de hierbij beëindigde verbintenissen, geschillen, samenwerkingsverhouding, onderzoek, ontwikkeling en exploitatie van de [bb]- techhnologie en de in de tussen hen aanhangige procedure aangevoerde feiten tegen elkaar geldend hebben gemaakt of geldend zouden kunnen maken en dat zij niets meer van elkaar te vorderen hebben met uitzondering van de onder 1.2 bedoelde betalingsverplichtingen.
Artikel 6. : Diversen
6.1 [B] en [X] garanderen hierbij dat [X] Limited in 1993 is geliquideerd en de verplichtingen met betrekking tot de licentie-overeenkomt heeft overgedragen aan [X].
(enz.)
6.7 De betaling van de royalty per 1 oktober 1996 terzake van de exploitatie van de [bb] Technologie valt buiten het bestek van deze vaststellingsovereenkomst en zal derhalve afzonderlijk worden voldaan."
4.14. Belanghebbende heeft in haar aangifte over het jaar 1996 zich op het standpunt gesteld dat zij in het onderhavige jaar een 40% deelname heeft bezeten in Research, dat zij deze deelneming in het onderhavige jaar heeft verkocht en daarbij een boekwinst heeft behaald van ƒ 1.935.000 (zijnde ƒ 2.500.000 -/- ƒ 565.000 nominale waarde) en dat deze boekwinst op grond van de regeling betreffende de deelnemingsvrijstelling niet belast is.
Het restant van de door [C NV] in 1997 uitgekeerde som van ƒ 3.500.000, zijnde ƒ 1.000.000 heeft zij in diezelfde aangifte aangemerkt als opbrengst bij verkoop van octrooien, hetgeen een boekwinst van ƒ 945.428 heeft opgeleverd, welk bedrag belanghebbende ten laste van een vervangingsreserve heeft gebracht.
Belanghebbende heeft voorts onder buitengewone lasten gerekend een tweetal afboekingen op oninbare vorderingen, één ten belope van ƒ 32.830 op de SA en één ten bedrage van ƒ 168.756 op [C NV].
4.15. In de bij de aangifte ingediende jaarstukken is de volgende toelichting opgenomen:
"TOELICHTING
Aanpassing fiscale balans per 31 december 1995 ƒ ƒ
Eigen vermogen
Fiscaal vermogen per 31 december 1995 (1.503.377)
Bij: correctie voorziening [bb] Licensing S.A. 685.000
correctie voorschot [bb] Licensing S.A. 41.231
726.231
Herzien fiscaal vermogen per 31 december 1995 (777.146)
========
Deelneming [bb] Research B.V.
Betreft een in het jaar 1993 verrichte kapitaalstorting ter verkrijging
van 40% van het kapitaal in de vennootschap [bb] Research B.V. 565.000
========
Vordering [C] N.V.
Betreft een door [C]. N.V. voor [X] B.V. in depot
gehouden bedrag dat door [X] B.V. is gestort ter financiering van
haar aandeel in het liquidatieverlies van [bb] Licensing S.A.
In de loop van 1996 is het bedrag hiertoe aangewend. Voor onderliggende
bescheiden inzake de liquidatie van [bb] Licensing S.A. verwijzen wij naar
bijlage E 685.000
=======
Nb. In de balans per 31 december 1995 waren bovengenoemde activa ad respectievelijk ƒ 565.000 en ƒ 685.000 verwerkt in de balanspost 'liquide middelen'."
4.16. Belanghebbende heeft aangifte gedaan naar een belastbaar
bedrag van negatief ƒ 1.301.010.
De Inspecteur heeft de volgende correcties
aangebracht:
a. geen toevoeging aan vervangingsreserve ƒ 945.428
b. geen deelnemingsvrijstelling - 1.935.000
- 2.880.428
ƒ 1.579.418
af: te verrekenen verliezen - 812.737
ƒ 766.681.
5. Het geschil en de standpunten van partijen
5.1. Tussen partijen is in geschil of:
1. de Inspecteur terecht de gevraagde deelnemingsvrijstelling niet heeft toegepast en - indien deze vraag ontkennend moet worden beantwoord -
2. de deelneming is verkocht voor een bedrag van ƒ 2.950.000 in plaats van - zoals in de aangifte is vermeld - voor ƒ 2.500.000
en voorts - bij bevestigende beantwoording van eerstvermelde vraag - of de afboeking op de vordering op [C NV] en/of die op de SA leidt tot vermindering van de winst.
5.2. Belanghebbende neemt het standpunt in dat
primair: de deelnemingsvrijstelling van toepassing is en wel voor een bedrag van ƒ 2.950.000, omdat bij nader inzien de waarde van de verkochte octrooien niet meer heeft belopen dan ƒ 550.000,
subsidiair: toepassing van de deelnemingsvrijstelling niet belet om de af-boekingen op de vorderingen afzonderlijk ten laste van de winst te brengen.
5.3. De Inspecteur is van mening dat
primair: de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing is omdat er bij [X] geen sprake is geweest van een deelneming
subsidiair: indien er wel sprake is van winst bij vervreemding van een deel-neming, dient de nominale waarde van de vordering op de SA tot de kostprijs van de deelneming te worden gerekend, terwijl gelet op de tekst van de vaststellingsovereenkomst de vordering van ƒ 168.756 geacht moet worden te zijn vergolden door de betaling van ƒ 3.500.000 door [C NV].
De Inspecteur gaat er voorts kennelijk vanuit dat belanghebbende terecht aan de vervreemde octrooien een waarde van niet minder dan ƒ 1.000.000 heeft toegekend.
5.4. Voor een uitvoeriger weergave van de standpunten der partijen wordt verwezen naar de stukken.
5.5. Partijen hebben ter zitting, naast hetgeen in de pleitnotities is vermeld, nog - zakelijk weergegeven - toegevoegd:
5.5.1. belanghebbende:
Het in het beroepschrift vermelde aangegeven belastbaar bedrag moet zijn
-/- ƒ 1.301.010.
Belanghebbende mocht het geblokkeerde bedrag gebruiken om aan haar ver-plichtingen jegens de SA te voldoen. Dat is echter niet op schrift gezet. Omdat het door [C NV] van de geblokkeerde rekening afgehaalde bedrag uiteindelijk toch op de goede plaats was terechtgekomen, heeft [B] het bij een protest gelaten.
5.5.2. Inspecteur:
Derden mogen zich op een vaststellingsovereenkomst baseren. Er is niet gesproken over verkoop van aandelen.
6. Beoordeling van het geschil
ten aanzien van het primaire standpunt van belanghebbende:
6.1. Uit de stukken (in het bijzonder de principeovereenkomst van 22 januari 1993 - zie 4.6.) volgt dat betrokkenen beoogden een situatie tot stand te brengen waarin belanghebbende in een nog op te richten Research een belang zou verkrijgen van 40%, terwijl [C NV] in deze vennootschap een belang zou behouden van 60%. Voorts bestond er tussen betrokkenen overeenstemming dat als gezamenlijke vennootschap als bedoeld zou dienen een vennootschap waarvan tot dan toe [C NV] alle aandelen bezat.
6.2. Eveneens is tussen partijen niet in geschil dat na de totstandkoming van Research betrokkenen diepgaande zakelijke verschillen van mening hebben gekregen, tengevolge waarvan in het najaar van 1993 de tussen hen bestaande samenwerking werd verbroken.
6.3. Uit de onder de feiten vermelde stukkenwisseling tussen betrokkenen, in het bijzonder die onder 4.9, 4.10 onder 1 en 2, 4.11 eerste alinea en 4.12 volgt dat tot begin 1996 de beoogde levering van een 40% aandeel in Research aan [X] c.q. [B] nog niet had plaatsgevonden, ondanks dat [C NV] op levering aan en aanvaarding ervan door belanghebbende aandrong.
6.4. Betrokkenen sluiten vervolgens de onder 4.13 genoemde vaststellings-overeenkomst, waarin onder 6. geconstateerd wordt dat Research deel uitmaakt van [C NV].
Het Hof leidt uit laatstvermelde omstandigheid af - bij gebreke van enige aanwijzing in een andere richting - dat ook tussen januari 1996 tot juni 1997 niet op enig moment een 40% aandelenpakket in Research is geleverd geworden aan belanghebbende. Belanghebbende is derhalve nimmer op enig moment tussen januari 1993 en juni 1997 juridisch eigenaar van een aandelenpakket in Research geweest.
6.5. De stelling van belanghebbende dat zij gedurende (een deel van) bedoelde periode economische eigenaar van het beoogde 40% pakket is geweest, moet worden verworpen.
6.5.1. Belanghebbende voert aan dat zij op grond van de onder 4.6 genoemde overeenkomst in onderling verband en samenhang met de onder 4.7 genoemde overboeking van ƒ 565.000 door [C NV], het recht had op levering van de desbetreffende aandelen.
6.5.2. Nu belanghebbende zich in de periode na het maken van de "basis-afspraken" kennelijk mede is gaan verzetten tegen de op zichzelf uit die basisafspraken voortvloeiende levering van het 40%-pakket en het ingevolge de vaststellingsovereenkomst ook niet meer tot levering is gekomen, kan niet worden aangenomen dat desondanks de economische eigendom van het desbetreffende pakket in (een deel van) de periode 1993-1997 wel bij belanghebbende heeft gelegen. Ook overigens heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dan wel is langs andere weg aannemelijk geworden dat zij een zodanig belang bij de aandelen heeft verkregen dat zij als economisch eigenaar daarvan kan worden aangemerkt.
6.6. De vraag of de opbrengst van de deelneming ƒ 2.500.000 heeft belopen dan wel ƒ 2.950.000, behoeft gelet op het hiervoor overwogene geen beantwoording meer.
ten aanzien van het subsidiaire standpunt van belanghebbende:
6.7. Het Hof deelt het standpunt van de Inspecteur en maakt dit tot het zijne, dat ingevolge het bepaalde in artikel 5 van de Vaststellingsovereenkomst de vorderingen van belanghebbende op de SA en [C NV] volledig vergolden zijn met de betaling door [C NV] van het bedrag van ƒ 3.500.000. Er is derhalve geen reden de desbetreffende bedragen geheel dan wel gedeeltelijk afzonderlijk ten laste van het resultaat te brengen.
6.8. De Inspecteur heeft het belastbaar bedrag terecht vastgesteld op ƒ 766.681, zodat reeds om deze reden vaststelling van een verlies niet aan de orde kan zijn en belanghebbendes bezwaren tegen het niet-afgeven door de Inspecteur van een beschikking tot vaststelling van een verlies geen behandeling behoeven.
7. Slotsom
Het beroep van belanghebbende is derhalve ongegrond.
8. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
9. Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak waarvan beroep.
Aldus gedaan te Arnhem op 28 december 2001 door mr N.E. Haas, vice-president, voorzitter, mr Lamens en mr drs Van Amsterdam, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als griffier.
(W.J.N.M. Snoijink) (N.E. Haas)
De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 28 december 2001
Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.