FED 1990/259
De geldelijke tegenwaarde van onverplicht verrichte werkzaamheden ten behoeve van het algemeen nut beogende instellingen kan niet worden aangemerkt als een gift in de zin van art. 47 Wet IB 1964.
HR 01-11-1989, ECLI:NL:HR:1989:ZC4140, m.nt. K.L.H. van Mens
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
1 november 1989
- Magistraten
Dijk, Van; Stoffer; Mijnssen; Wildeboer; Urlings
- Zaaknummer
26 296
- Noot
K.L.H. van Mens
- LJN
ZC4140
- JCDI
JCDI:ADS207042:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1989:ZC4140, Uitspraak, Hoge Raad, 01‑11‑1989
- Wetingang
Art. 47 Wet IB 1964
Essentie
De geldelijke tegenwaarde van onverplicht verrichte werkzaamheden ten behoeve van het algemeen nut beogende instellingen kan niet worden aangemerkt als een gift in de zin van art. 47 Wet IB 1964.
Uitspraak
Het geschil betrof de aanslag inkomstenbelasting 1985.
Vaststaat:
In het onderhavige jaar heeft belanghebbende, X te Z, gedurende 2,5 uren per week op vrijwillige basis werkzaamheden verricht ten behoeve van de Stichting A, afdeling z, zonder dat zij recht had op een beloning voor die werkzaamheden. Bij het doen van aangifte voor de inkomstenbelasting voor het jaar 1985 bracht belanghebbende in verband daarmee een bedrag van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.