BNB 2005/46
Fictief aanmerkelijk belang van buitenlandse belastingplichtige
HR 19-11-2004, ECLI:NL:HR:2004:AR5979
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19 november 2004
- Magistraten
Putt-Lauwers, van der; Brunschot, van; Bavinck
- Zaaknummer
39 392
- LJN
AR5979
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2004:AR5979, Uitspraak, Hoge Raad, 19‑11‑2004
- Wetingang
Art. 49, eerste lid, onderdeel c, onder 4°, Wet IB 1964
Essentie
Fictief aanmerkelijk belang van buitenlandse belastingplichtige
Samenvatting
Belanghebbende woont in België; tot zijn privé-vermogen behoort een schuldvordering op een BV waarin hijzelf geen aandelen bezit, doch waarin zijn dochter een aanmerkelijk belang heeft.
HR: Nu in art. 49, eerste lid, aanhef en onderdeel c, onder 4°, Wet IB 1964, wordt verwezen naar 'een aanmerkelijk belang in de zin van artikel 20a' moet worden aangenomen dat hieronder ook een fictief aanmerkelijk belang in de zin van art. 20a, vijfde lid, Wet IB 1964 valt.
Uitspraak
... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.