FED 1996/50
Als een belastingplichtige stelt dat hij een aanvullende aangifte heeft verzonden, moet hij dat aannemelijk maken. De inspecteur hoeft in een dergelijke situatie niet aannemelijk te maken dat het belanghebbende kan worden aangerekend dat de inspecteur de suppletie-aangifte niet heeft ontvangen. Wanneer de belastingplichtige dit bewijs vervolgens niet kan leveren is sprake van een nieuw feit dat het opleggen van een navorderingsaanslag inclusief heffingsrente rechtvaardigt.
HR 29-11-1995, ECLI:NL:PHR:1995:AA3172, m.nt. R. Offermanns
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
29 november 1995
- Magistraten
Stoffer; Urlings; Zuurmond; Herrmann; Jansen, C.H.M.; Soest, van
- Zaaknummer
30 097
- Noot
R. Offermanns
- LJN
AA3172
- JCDI
JCDI:ADS227436:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1995:AA3172, Uitspraak, Hoge Raad, 29‑11‑1995
ECLI:NL:PHR:1995:AA3172, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑11‑1995
- Wetingang
Art. 16, lid 1, AWR, art. 30c, lid 1, AWR en art. 30e, lid 1, AWR
Essentie
Als een belastingplichtige stelt dat hij een aanvullende aangifte heeft verzonden, moet hij dat aannemelijk maken. De inspecteur hoeft in een dergelijke situatie niet aannemelijk te maken dat het belanghebbende kan worden aangerekend dat de inspecteur de suppletie-aangifte niet heeft ontvangen. Wanneer de belastingplichtige dit bewijs vervolgens niet kan leveren is sprake van een nieuw feit dat het opleggen van een navorderingsaanslag inclusief heffingsrente rechtvaardigt.
Uitspraak
Het geschil betrof de navorderingsaanslag vennootschapsbelasting 1987.
3. Geschil
Het geschil betreft de vraag of in het onderhavige geval sprake is van een feit dat navordering rechtvaardigt.
Indien de voorgaande vraag bevestigend ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.