HR, 15-07-1998, nr. 33 513
ECLI:NL:HR:1998:AA2355
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15-07-1998
- Zaaknummer
33 513
- LJN
AA2355
- Vakgebied(en)
Loonbelasting (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1998:AA2355, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑07‑1998; (Cassatie)
- Wetingang
art. 11 Wet op de loonbelasting 1964
- Vindplaatsen
FED 1998/765 met annotatie van C. OVERDUIN
WFR 1998/1134
V-N 1998/37.9 met annotatie van Redactie
Uitspraak 15‑07‑1998
Inhoudsindicatie
-
gewezen op het beroep in cassatie van het Sociaal Werkvoorzieningschap Midden-Gelderland te Arnhem tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 30 mei 1997 betreffende na te melden aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Naheffingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 1990 tot en met 31 december 1992 een naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd ten bedrage van f 302.175,-- aan loonbelasting en premie volksverzekeringen, zonder toepassing van een verhoging, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht. 2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof, beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoog schrift ingediend.
3. Beoordeling van de middelen 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende is opgericht ter uitvoering van de Wet op de sociale werkvoorziening (hierna: WSW). Haar werknemers kunnen worden onderscheiden in twee categorieën, te weten de werknemers op grond van de WSW (hierna: WSW-werknemers) en de werknemers met een ambtelijke status. Sommige WSW-werknemers maakten gebruik van de zogenoemde vut-regeling (hierna: de vutters). Belanghebbende verkrijgt haar financiële middelen onder meer uit gelden in de vorm van periodieke budgetten verleend door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: SZW) en uit behaalde omzet wegens verrichte leveringen en diensten. Bij brief van 5 juni 1990 is aan belanghebbende door SZW een bijstelling van het budget voor 1990 toegezegd. Op 11 juni 1990 is tussen de Staatssecretaris SZW, de bonden Abvakabo, CFO en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, welke laatste optrad namens de instellingen in de sociale werkvoorziening, een "akkoord arbeidsvoorwaarden sociale werkvoorziening 1990" (hierna: het Akkoord) gesloten. dit Akkoord is - voorzover in cassatie van belang - onder meer het volgende overeengekomen:
"4. Loonsverhoging Partijen zijn overeengekomen dat in de sector sociale werkvoorziening met ingang van 1 mei 1990 een loonsverhoging van 2,7% zal worden gerealiseerd. Met deze loonsverhoging is voor 1990 een bedrag van f 49,9 mln. op kasbasis gemoeid. (...). Er is verder rekening mee gehouden dat deze loonstijging doorwerkt naar loon gerelateerde afspraken, zoals vakantietoeslag en VUT. 5. Middelen voor uitkeringen ineens In verband met het late tijdstip waarop in 1990 afspraken over de loonontwikkeling kunnen worden gemaakt, zijn partijen overeengekomen eenmalig een bedrag van f 21,4 mln. ter beschikking te stellen van bestuurlijke eenheden, waarmee die de mogelijkheid krijgen uitkeringen ineens aan de WSW- werknemers en de VUT-ters te doen. Bij de vaststelling van het bedrag is uitgegaan van een aantal van 77.620 voltijdwerkers en VUT- ters. Er is uitgegaan van een bedrag van f 275 per werknemer, verlaagd naar rato van het aantal niet gewerkte uren in geval van deeltijd en naar rato van de jeugdloonstaffeling voor jongeren. Voor VUT-ters is uitgegaan van een uitkering ter hoogte van 80% van het genoemde bedrag. Voor wat betreft de vormgeving van de uitkeringen ineens door bestuurlijke eenheden wordt nadrukkelijk gewezen op de bestaande mogelijkheden voor beperkte uitkeringen uit vrijgevigheid in geval van feestdagen e.d. Dergelijke uitkeringen kunnen een belastingvrij karakter hebben. Indien de gekozen vorm voor de uitkeringen ineens dat niet mogelijk maakt, zullen de middelen voor af te dragen werkgeverspremies e.d. door de bestuurlijke eenheid binnen het voor de eenmalige uitkeringen beschikbaar gestelde budget moeten worden gevonden."
In verband met haar zestigjarig jubileum heeft belanghebbende in september 1990 een bedrag van f 100,-- en in december 1990 ter gelegenheid van Sint Nicolaas en Oud en Nieuw een bedrag van f 200,-- aan ieder van haar werknemers verstrekt. Aan de vutters zijn eveneens dergelijke uitkeringen verstrekt, ter grootte van 80 percent van voormelde bedragen. Op deze uitkeringen is door belanghebbende geen loonbelasting en premie volksverzekeringen ingehouden en afgedragen. De onderhavige naheffingsaanslag heeft voor een bedrag van f 195.390,-- betrekking op de loonbelasting en premie volksverzekeringen die is verschuldigd over een bedrag van f 275,-- van de uitkering van in totaal f 300,-- voorzover verstrekt aan de WSW-werknemers en over een bedrag van 80 percent van f 275,-- voorzover het de uitkeringen aan de vutters betreft. 3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat de WSW-werknemers aan het Akkoord jegens belanghebbende het recht ontleenden op een eenmalige uitkering van f 275,--. Voorzover dit oordeel berust op de aan het Hof voorbehouden keuze en waardering van de bewijsmiddelen, kan het in cassatie niet op zijn juistheid worden onderzocht. Het oordeel geeft voorts geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is in het licht van de stukken van het geding niet onbegrijpelijk. Het eerste middel, dat zich tegen dit oordeel richt, faalt derhalve. Opmerking verdient dat 's Hofs oordeel met betrekking tot de WSW-werknemers kennelijk - naar in cassatie ook niet is bestreden - mutatis mutandis ook betrekking heeft op de vutters en de hun toegekende eenmalige uitkering van 80 percent van f 275,--. 3.3. Ook het tweede middel faalt. Het Hof heeft, na te hebben geoordeeld als hiervoor vermeld, vervolgens geoordeeld dat de betalingen door belanghebbende van f 100,-- in september 1990 ter gelegenheid van het zestigjarig jubileum en van f 200,-- in december 1990 ter gelegenheid van Sint Nicolaas en Oud en Nieuw tot een bedrag van f 275,-- niet kunnen delen in de geschenkenvrijstelling. Laatstbedoeld oordeel - waarin ligt besloten de in cassatie op zichzelf niet bestreden oordelen dat met die uitkeringen van f 100,-- en f 200,-- mede het recht op de uitkering van f 275,-- is geëffectueerd en dat voor de vutters mutatis mutandis hetzelfde heeft te gelden - geeft, anders dan het middel bepleit, geen blijk van een onjuiste opvatting van het bepaalde in artikel 11, lid 2, aanhef en onderdeel b, van de Wet op de loonbelasting 1964.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 15 juli 1998 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond, Fleers, Beukenhorst en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Reijngoud, en op die datum in het openbaar uitgesproken.