BNB 1999/56
Griffierecht te laat ontvangen. Beleid van andere griffiers
HR 16-12-1998, ECLI:NL:PHR:1998:AA2582, m.nt. Van Leijenhorst
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16 december 1998
- Magistraten
Jansen, R.J.J.; Bellaart; Brunschot, van; Vliet, van; Hammerstein
- Zaaknummer
33 411
- Conclusie
Plv. P-G mr. Van Soest
- Noot
Van Leijenhorst
- LJN
AA2582
- JCDI
JCDI:ADS887928:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1998:AA2582, Uitspraak, Hoge Raad, 16‑12‑1998
ECLI:NL:PHR:1998:AA2582, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 16‑12‑1998
- Wetingang
Gelijkheidsbeginsel; art. 6:6 en 8:41, tweede lid, Awb; art. 5, vijfde lid, Wet ARB
Essentie
Griffierecht te laat ontvangen. Beleid van andere griffiers
Samenvatting
Belanghebbende stelt dat de griffier van het Hof hem in strijd met art. 6:6 Awb niet de gelegenheid heeft geboden om het verzuim te herstellen. Bovendien is volgens belanghebbende sprake van een ongelijke behandeling, omdat de griffiers van sommige andere gerechtshoven, als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, aangetekend een tweede nota griffierecht toezenden.
HR: Art. 6:6 Awb ziet op herstelbare verzuimen. Niet-tijdige betaling van griffierecht is ten hoogste verschoonbaar. Derhalve is de regeling van art. 6:5 en 6:6 Awb niet mede van toepassing in belastingzaken.
Art. 8:41 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.