HR, 13-03-1996, nr. 31 147
ECLI:NL:HR:1996:AA1936
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13-03-1996
- Zaaknummer
31 147
- LJN
AA1936
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1996:AA1936, Uitspraak, Hoge Raad, 13‑03‑1996; (Cassatie)
- Wetingang
art. 30c (oud) Algemene wet inzake rijksbelastingen
- Vindplaatsen
WFR 1996/433
V-N 1996/1154, 4 met annotatie van Redactie
Uitspraak 13‑03‑1996
Inhoudsindicatie
-
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 3 maart 1995 betreffende na te melden ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking als bedoeld in artikel 30e, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is over het bedrag van de hem voor het jaar 1989 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting bij beschikking van de Inspecteur heffingsrente in rekening gebracht ten bedrage van f 53.846,--, welk bedrag, na tegen die beschikking gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot f 49.833,--. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende beëindigde per 30 april 1989 zijn landbouwbedrijf. Op bladzijde 22 van de bij de aangifte inkomstenbelasting 1989 gevoegde bijlage is vermeld dat de onderneming was verkocht voor een bedrag van f 2.400.000,--. Voorts is op bladzijde 23 van deze bijlage onder het hoofd "Berekening belaste liquidatiewinst per 1 mei 1989" de tot de stakingswinst gerekende winst op het melkquotum vermeld. Aan belanghebbende is vervolgens overeenkomstig zijn aangifte een door administratief personeel gereed gemaakte nadere voorlopige aanslag inkomstenbelasting 1989 opgelegd. Bij het regelen van de primitieve aanslag voor het onderhavige jaar is de Inspecteur afgeweken van de door belanghebbende verstrekte gegevens, aangezien de voor het melkquotum berekende winst volgens hem niet juist was. 3.2. Belanghebbende herhaalt in cassatie zijn voor het Hof ingenomen standpunt dat met betrekking tot de verkoop van het melkquotum alle ter zake doende gegevens duidelijk in de - tijdig gedane - aangifte waren vermeld. De klacht dat het Hof aan dit standpunt ten onrechte is voorbijgegaan, is gegrond. Dit kan evenwel niet tot cassatie leiden. De in 3.1 vermelde feiten laten immers geen andere gevolgtrekking toe dan dat bedoelde gegevens niet duidelijk in belanghebbendes aangifte waren vermeld, nu deze gegevens moesten worden afgeleid uit een berekening in een bij de aangifte behorende bijlage, waarvan de onjuistheid niet zonder nader onderzoek kon worden vastgesteld. Aangezien voorts, gelijk de Hoge Raad heeft geoordeeld in het arrest van 30 november 1994, nr. 29 232, BNB 1995/30, alleen dan kan worden gezegd dat de juiste gegevens ter beschikking zijn gesteld, indien de ter zake doende gegevens zodanig duidelijk in de aangifte zijn vermeld, dat deze zonder nader onderzoek in de regeling van een (nadere) voorlopige aanslag kunnen worden betrokken, heeft het Hof, wat er overigens zij van de daartoe gebezigde gronden, terecht de uitspraak van de Inspecteur bevestigd.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 13 maart 1996 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond, Herrmann, C.H.M. Jansen en Fleers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Den Ouden, en op die datum in het openbaar uitgesproken.