HR, 12-11-1997, nr. 31 145
ECLI:NL:HR:1997:AA3329
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12-11-1997
- Zaaknummer
31 145
- LJN
AA3329
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1997:AA3329, Uitspraak, Hoge Raad, 12‑11‑1997; (Cassatie)
- Wetingang
art. 276 (oud) Gemeentewet
- Vindplaatsen
BNB 1998/23 met annotatie van W.J.N.M. SNOIJINK
WFR 1997/1710
V-N 1997/4436, 33 met annotatie van Redactie
Uitspraak 12‑11‑1997
Inhoudsindicatie
-
gewezen op het beroep in cassatie van de vennootschap onder firma X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 10 maart 1995 betreffende na te melden aan haar voor het jaar 1992 opgelegde aanslag in de toeristenbelasting van de gemeente Waterland.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1992 ter zake van het houden van dagverblijf in de gemeente voor 97.777 personen een aanslag in de toeristenbelasting van de gemeente Waterland opgelegd ten bedrage van f 48.888,50, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van het Hoofd van de afdeling Financiën van de gemeente Waterland (het Hoofd), is gehandhaafd. Belanghebbende is van die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht. 2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Het Hoofd heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de middelen 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende onderhoudt onder de naam A een bootdienst op Q. De boot vaart in een driehoek R-S-Q. Met deze boot zijn in het jaar 1992 97.777 personen naar Q vervoerd, die kunnen worden aangeduid als dagtoeristen. 3.2. Middel I richt zich tegen het - kennelijk - oordeel van het Hof, dat het vervoer van dagtoeristen naar Q door middel van een boot die afmeert in de haven van Q kan worden aangemerkt als het bieden van gelegenheid tot verblijf te Q, waarbij het Hof kennelijk doelt op het begrip gelegenheid tot verblijf bieden in de zin van artikel 11, lid 3, van de Verordening toeristenbelasting Waterland 1992 in verbinding met artikel 276, lid 2, van de gemeentewet (oud). Het middel betoogt dat daarvan slechts sprake is bij degene die een verblijfsgelegenheid ter beschikking stelt. Noch de tekst noch de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling geeft echter aanleiding tot een in deze zin beperkte uitleg van dit begrip. 's Hofs oordeel is derhalve juist. Middel I kan niet tot cassatie leiden. 3.3. Ook de overige klachten falen. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 12 november 1997 vastgesteld door de vice president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Urlings, Fleers, Pos en Beukenhorst, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Reijngoud, en op die datum in het openbaar uitgesproken.