Hof 's-Hertogenbosch, 13-11-2003, nr. 02/4286
ECLI:NL:GHSHE:2003:AO2335
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
13-11-2003
- Zaaknummer
02/4286
- LJN
AO2335
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2003:AO2335, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 13‑11‑2003; (Eerste aanleg - meervoudig)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2006:AT8202
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2006:AT8202
- Wetingang
art. 24 Successiewet 1956
- Vindplaatsen
NTFR 2004/212 met annotatie van Prof. dr. S.J.C. Hemels
Uitspraak 13‑11‑2003
Inhoudsindicatie
Tussen partijen is (..) in geschil het antwoord op de volgende vraag: Kan belanghebbende worden beschouwd als een algemeen nut beogende instelling in de zin van artikel 24 van de Successiewet?
BELASTINGKAMER
Nr. 02/04286
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
U I T S P R A A K
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:66, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, vierde meervoudige Belastingkamer, op het beroep van de X sportvereniging te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid Ondernemingen P van de rijksbelastingdienst (hierna: evenals de Voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Z van de rijksbelastingdienst, de thans ten aanzien van belanghebbende bevoegde Inspecteur, aan te duiden als: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende na te melden aanslag.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende is een in één geschrift met andere aanslagen verenigde aanslag in het recht van successie opgelegd naar een verkrijging van fl. xx,=, welke aanslag, na daartegen tijdig gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
1.2. Tegen die uitspraak is belanghebbende tijdig en op regelmatige wijze in beroep gekomen bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een recht geheven van € 218,=.
De Inspecteur heeft bij verweerschrift het beroep bestreden.
1.3. Het onderzoek ter zitting heeft met gesloten deuren plaatsgehad op 17 september 2003 te 's-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, gemachtigde van belanghebbende, alsmede, de Inspecteur.
1.4. Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het Hof en (door tussenkomst van de griffier) aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van partijen wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen. Het Hof rekent deze pleitnota tot de stukken van het geding.
1.5. De Inspecteur heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Het Hof rekent deze pleitnota tot de stukken van het geding.
1.6. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten en bepaald dat binnen twaalf weken schriftelijk uitspraak wordt gedaan.
2. Feiten
Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.
2.1. In oktober 2001 is de heer A (hierna: erflater) overleden. In erflaters testament zijn voor een bedrag van fl. x,= legaten benoemd. Tot enig erfgenaam is benoemd de vereniging "Xsportvereniging". Niet in geschil is dat de juiste naam van deze vereniging luidt: X sportvereniging (hierna: X). X heeft fl. xx,= verkregen.
2.2. Enkele artikelen van de statuten van X, zoals deze gewijzigd zijn in november 1992, luiden als volgt:
"Naam, Zetel en Identiteit.
Artikel 1.
De vereniging draagt de naam: X Sportvereniging. Zij heeft haar zetel te Y. De kenmerkende kleuren van de vereniging zijn y en y.
(...)
Doel.
Artikel 3.
1. De vereniging stelt zich ten doel de beoefening van de voetbalsport, en, zo gewenst, ook andere takken van sport.
2. De vereniging tracht dit doel te bereiken langs wettige weg, ondermeer door door middel van het lidmaatschap van de Koninklijke Nederlandsche Voetbal Bond (K.N.V.B.):
A. deel te nemen aan de door de Koninklijke Nederlandsche Voetbal Bond georganiseerde of goedgekeurde competitie- en seriewedstrijden;
B. wedstrijden en oefeningen te doen houden;
C. sportevenementen te organiseren;
D. alle andere geoorloofde middelen welke aan het doel bevorderlijk kunnen zijn.
3. De vereniging beoogt niet het maken van winst ter verdeling onder de leden.
Leden.
Artikel 4.
De vereniging bestaat uit:
1. ereleden en leden van verdienste, onder wie worden verstaan, zij, die zich voor de vereniging bijzonder verdienstelijk hebben gemaakt en door de verenigingsraad onderscheidelijk de beheerraad, op voordracht van het bestuur of van tenminste vijf leden van de verenigingsraad, onderscheidelijk tenminste drie leden van de beheerraad, als zodanig zijn benoemd;
2. gewone leden, onderscheiden in:
A. werkende seniorleden, onder wie worden verstaan zij, die tot het lidmaatschap zijn toegelaten, op een augustus van het verenigingsjaar tenminste de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt, instemmen met het doel der vereniging en
1. aan de oefeningen en wedstrijden van de vereniging regelmatig deelnemen, of
2. ten opzichte van de vereniging door inbreng van deskundigheid, werkkracht of anderzins- naar het oordeel van het bestuur- bijzondere betekenis hebben;
B. Werkende juniorleden, onder wie worden verstaan zij, die tot het lidmaatschap zijn toegelaten, op een augustus van het verenigingsjaar de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, instemmen met het doel der vereniging en aan de oefeningen en wedstrijden van de vereniging regelmatig deelnemen;
c. niet-werkende leden, onder wie worden verstaan zij, die tot het lidmaatschap zijn toegelaten, instemmen met het doel der vereniging en door een jaarlijkse bijdrage de vereniging steunen;
3. buitengewone leden, onder wie worden verstaan zij, die tot het lidmaatschap zijn toegelaten, de leeftijd van zestien jaar hebben bereikt en voor hun deelneming aan wedstrijden en/of trainingen een vergoeding ontvangen.
4. waar in deze statuten gesproken wordt over leden, worden daarmee alle in dit artikel genoemde categorieën van personen bedoeld, tenzij het tegendeel uitdrukkelijk blijkt.
(...)
Ontbinding en vereffening.
Artikel 24.
(...)
3. Een eventueel, na de vereffening, nog aanwezig batig saldo moet worden aangewend voor of bestemd tot één of meer doeleinden, ten goede komend aan de lichamelijke ontwikkeling van het Nederlandse volk, als in die ontbindingsvergadering is beslist.(...)".
2.3. X is enig aandeelhoudster van Houdstermaatschappij X B.V. Deze laatste vennootschap is aandeelhoudster van X B.V. Houdstermaatschappij X B.V. was voorheen een stichting en is in 1999 omgezet in een besloten vennootschap. De betaald-voetbaltak is ondergebracht in X B.V.
2.4. De activiteiten van de vereniging bestaan uit de amateurtak van het voetbal en de jeugdopleiding. Binnen de vereniging zijn z elftallen met getalenteerde jonge spelers die worden opgeleid om uiteindelijk professioneel voetballer te worden. Deze jongeren volgen een aangepaste schoolopleiding en trainen op aangepaste tijden. In deze elftallen kunnen geen reguliere amateur-voetballers deelnemen.
2.5. Niet in geschil is dat de X ongeveer zz leden telt. De vereniging telt z ereleden en z leden van verdienste. De werkende junior- en seniorleden bestaan uit z jeugdtrainers, z medici, z horecamedewerkers en z terreinonderhoudsmedewerkers. De buitengewone leden vallen onder de zeven elftallen, waarin z mensen spelen. Onder de niet-werkende leden vallen z mensen, waaronder de voorzitter en de secretaris van de X. Supporters zijn lid van de supportersvereniging die is gelieerd aan X B.V. Zij zijn geen lid van de X. De X kent geen contribuanten meer. X B.V. verkoopt jaarlijks ongeveer t.000 seizoenskaarten. Per wedstrijd worden ongeveer tt losse entreekaarten verkocht. Het gemiddelde aantal toeschouwers per wedstrijd is ongeveer t.000.
2.6. De verkrijging is door X aangewend voor het betalen van salarissen van medewerkers van zowel X als X B.V.
3. Geschil en standpunten van partijen
3.1. Tussen partijen is na de zitting in geschil het antwoord op de volgende vraag:
Kan belanghebbende worden beschouwd als een algemeen nut beogende instelling in de zin van artikel 24 van de Successiewet?
Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de Inspecteur is de tegengestelde opvatting toegedaan.
3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Ter zitting heeft belanghebbende hieraan nog het volgende toegevoegd:
- In tegenstelling tot wat ik heb geschreven, waren de verschillende activiteiten van X ten tijde van de verkrijging niet in één rechtspersoon ondergebracht. De houdstervennootschap was eerst een stichting. De betaald-voetbaltak is eerst ingebracht in de Houdster en is daarna uitgezakt in een dochter, X B.V. In de stichting was ook het stadion ondergebracht, dit stadion is doorgestoten naar X Investments B.V. De aandelen daarvan worden gehouden door de gemeente Y en een aantal investeerders.
- Het bezwaar en beroep is gericht tegen de definitieve aanslag.
- De verkrijger is X.
- De vereniging is nooit gerangschikt omdat hier nooit aan gedacht is.
- De vereniging, de houdster en X B.V. hebben gezamenlijk één loonbelastingnummer en één payroll. Het verkregen bedrag is gebruikt voor het betalen van lopende salarissen van werknemers van zowel de vereniging als de vennootschappen, er wordt doorbelast met behulp van een kostenplaatsensysteem.
- In de vereniging zit de amateurtak en de jeugdopleiding, in X B.V. zit de betaald-voetbaltak en de houdstermaatschappij is een moeiende holding.
- In de amateurtak zitten z elftallen voor getalenteerde jeugdige spelers. De amateurtak is een kweekvijver voor profvoetbal, gewone amateur voetballers kunnen niet bij X terecht.
- 60% van de middelen van X komen uit sponsoring, 20% uit de verkoop van seizoenkaarten, 15% uit tv-inkomsten en 5% uit overige inkomsten. De gemeente heeft bijgedragen aan de sanering in 2002 en 2003 en bezit een deel van de aandelen in het stadion, maar geeft verder geen structurele bijdragen.
- Leden: de X telt ongeveer zz leden. De vereniging telt z ereleden en z leden van verdienste. De werkende junior- en seniorleden bestaan uit z jeugdtrainers, z medici, z horecamedewerkers en z terreinonderhoudsmedewerkers. De buitengewone leden vallen onder de z elftallen waarin z mensen spelen. Onder de niet-werkende leden vallen z mensen, waaronder de voorzitter en de secretaris van de X. Supporters zijn lid van de supportersvereniging die is gelieerd aan X B.V. Zij zijn geen lid van de X. De X kent geen contribuanten meer.
- We kenden de erflater niet.
- Alleen bij wedstrijden van het eerste elftal moet entree worden betaald.
- De enig aandeelhouder van de Houdstermaatschappij is de vereniging.
- De supporters zijn lid van de supportersvereniging, niet van de X.
- Ondersteunende werknemers zoals de medici en de onderhoudsmensen ontvangen geen marktconform salaris. De horecamedewerkers ontvangen wel een marktconform salaris.
- X B.V. verkoopt jaarlijks ongeveer tt.000 seizoenskaarten. Per wedstrijd worden ongeveer t losse entreekaarten verkocht. Het gemiddelde aantal toeschouwers is ongeveer tt.000.
De Inspecteur heeft ter zitting nog het volgende toegevoegd:
- Het bezwaar en beroep is gericht tegen de definitieve aanslag.
- De verkrijger is X sportvereniging.
- Profvoetbal gaat met hoge maatschappelijke kosten gepaard, zoals kosten van de inzet van politie. Algemeen belang is een algebraïsch begrip. De hoge kosten wegen op tegen het algemeen belang van professioneel voetbal. De algemene belangen zijn een bijwerking van het bestaan van de vereniging. De negatieve en positieve effecten heffen elkaar op. De spelers hebben een particulier belang om profvoetballer te worden.
- De vereniging is voor de leden.
- Bij een voetbalwedstrijd moet je entree betalen. Een harmonie kun je zonder betalen beluisteren.
3.3. De belanghebbende concludeert, naar het Hof verstaat, tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de bestreden uitspraak alsmede vermindering van de aanslag successierecht tot een naar een te betalen bedrag van fl. q,=. De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. De Hoge Raad heeft met betrekking tot de toepassing van vorenbedoeld artikel 24, lid 4 in zijn arrest van 13 juli 1994, nr. 29 936, BNB 1994/280*, ondermeer beslist dat, "als komt vast te staan dat de werkzaamheden van de instelling ongeveer in gelijke mate het algemene en een particulier belang dienen, de instelling moet worden aangemerkt als een het algemeen nut beogende instelling.".
Aan de statutaire doelstelling hoeft geen overwegende betekenis te worden gehecht.
In zijn arrest van 8 januari 1997, nr. 31 591, BNB 1997/67, heeft de Hoge Raad overwogen dat de vraag, of de werkzaamheden van een instelling ongeveer in gelijke mate het algemene en een particulier belang dienen ten aanzien van de activiteiten in hun totaliteit beantwoord moet worden en dat niet kan worden ingezien, dat van aan repetities bestede tijd in het geheel niets kan worden toegerekend aan de tijd besteed voor werkzaamheden, die ten algemene nutte worden verricht.
4.2. In zijn arrest van 17 december 1980, nr. 20 265, BNB 1981/28, heeft de Hoge Raad overwogen dat een voetbalvereniging in het algemeen ten doel heeft de bevordering van de beoefening van de voetbalsport door haar leden, welke werkzaamheid op zich niet rechtstreeks het algemeen belang raakt.
4.3. De Inspecteur stelt dat voor het bijwonen van voetbalwedstrijden entree moet worden betaald in tegenstelling tot het bijwonen van een muziekuitvoering van een harmonie. Daargelaten of deze stelling juist is, is het Hof van oordeel dat het heffen van entreegelden niet relevant is bij de beoordeling of sprake is van een algemeen nut beogende instelling. Bij musea, welke in principe als algemeen nut beogende instellingen worden erkend, is het immers zeer gebruikelijk dat er entree wordt geheven. Niet in geschil is overigens dat slechts een klein deel van de inkomsten van X en haar vennootschappen afkomstig is uit entreegelden.
4.4. De Inspecteur stelt dat betaald voetbal een commerciële activiteit is. Het Hof overweegt dat zowel X als X BV geen winstbeogende doelstelling hebben. Een bedrijfsmatige exploitatie zonder dat winst wordt beoogd, staat er echter niet aan in de weg dat een instelling als algemeen nut beogend kan worden aangemerkt (Hoge Raad 18 december 1985, nr. 22 937, BNB 1986/103).
4.5. Van de X kunnen uitsluitend getalenteerde jeugdige spelers lid worden. Er waren in het onderhavige jaar slechts z teams uitsluitend bestaande uit op hun geschiktheid voor profvoetbal geselecteerde jeugdige spelers. X organiseert geen activiteiten voor de in haar ogen minder getalenteerde voetbalspeler. Om die reden is het Hof van oordeel dat de werkzaamheden van de X in feite bestaan uit het opleiden van jeugd tot professionele voetballers, welke opleiding vervolgens voornamelijk dienstbaar is aan het betaald voetbal zoals X B.V. dit bedrijft. Daardoor is het Hof van oordeel dat X niet vergeleken kan worden met voetbalvereniging waarvan iedereen lid kan worden en die met grote aantallen elftallen plaatselijke leden spelen.
4.6. De Inspecteur voert aan dat betaald voetbal met hoge kosten gepaard gaat en dat het begrip algemeen belang algebraïsch dient te worden opgevat. Naar het oordeel van het Hof is het de vraag of hoge kosten die aan politie-inzet en vandalisme bij voetbalwedstrijden zijn verbonden, rechtstreeks en uitsluitend worden veroorzaakt door de beoefening van professioneel voetbal in wedstrijdverband of dat deze kosten verband houden met andere maatschappelijke en sociale problemen. Daargelaten of het begrip algemeen belang algebraïsch moet worden opgevat, heeft de Inspecteur met wat hij heeft gesteld bovendien onvoldoende aannemelijk gemaakt, dat de hoge kosten niet gemaakt zouden worden indien er geen betaald-voetbalwedstrijden zouden worden georganiseerd.
4.7. Van algemene bekendheid is de omstandigheid dat een groot deel van de Nederlandse bevolking plezier beleeft aan het kijken naar voetbalwedstrijden in het betaald voetbal, via de televisie of in een stadion, en het volgen van de diverse competities en de verrichtingen van het Nederlands elftal en het bijhouden van scores en ranglijsten.
Naar het oordeel van het Hof richten de activiteiten van X en haar vennootschappen zich bijna uitsluitend op het betaald voetbal, inclusief het opleiden van jongeren als professioneel voetballer. Het algemeen belang van betaald voetbal wordt naar het oordeel van het Hof gevormd door het verschaffen van ontspanning en een aantrekkelijke vorm van vrijetijdsbesteding aan een groot aantal Nederlanders uit alle lagen van de bevolking. Betaald voetbal is naar het oordeel van het Hof gelijk te stellen met de spelen in het Romeinse rijk waarin met "brood en spelen" werd voorzien in de behoeften van de bevolking. X maakt deel uit van het betaald voetbal in Nederland. Van algemene bekendheid is dat vele inwoners van Nederland "X" associëren met Y en dat veel bewoners van steden zich verbonden plegen te voelen met de betaald-voetbalvereniging die in hun stad is gevestigd.
4.8. Zoals de Inspecteur heeft gesteld, hebben de jonge voetballers die in opleiding zijn bij X, een particulier belang bij de vereniging. X biedt hen immers een opleiding waardoor zij wellicht in de toekomst in hun levensonderhoud kunnen voorzien als professioneel voetballer. Ook bij de andere leden, uitgezonderd de horecamedewerkers, zijn in min of meerdere mate particuliere belangen te onderscheiden, omdat X hen in staat stelt, al dan niet tegen bezoldiging, liefhebberijbezigheden te verrichten. Medewerkers van X B.V., waarvan X enig aandeelhouder is, hebben ook zekere particuliere belangen omdat X B.V. hun werkgever is, maar deze omstandigheid speelt bij alle algemeen nut beogende instellingen die medewerkers in dienst hebben, en staat er niet aan in de weg dat een instelling algemeen nut beogend kan worden beschouwd.
4.9. De in 4.8 genoemde particuliere belangen staan er niet aan in de weg dat het primaire belang van het betaalde voetbal waaraan X deelneemt, naar het oordeel van het Hof, het verschaffen van ontspanning en vrijetijdsbesteding aan een groot deel van de Nederlandse bevolking is. Dit is geen bijkomstig belang, zoals de Inspecteur heeft gesteld, omdat de gezamenlijke belangen van de zeer grote aantallen toeschouwers veel groter zijn, dan de belangen van de beperkte groep mensen die actief werkzaam zijn in het betaald voetbal. De algemene stelregel van de Hoge Raad, genoemd in 4.2, is naar het oordeel van het Hof niet van toepassing omdat bij X de bevordering van de beoefening van de voetbalsport door haar leden niet belangrijker is dan het verschaffen van ontspanning en vrijetijdsbesteding aan een groot deel van de Nederlandse bevolking. Een vereniging werkzaam in het betaald voetbal is in dat opzicht niet vergelijkbaar met een plaatselijke amateurvoetbalvereniging.
4.10. Naar het oordeel van het Hof is X een algemeen nut beogende instelling.
4.11 Op grond van het vorenstaande is het gelijk aan de zijde van belanghebbende.
5. Het griffierecht
Gelet op artikel 8:74, eerste lid, van de Awb dient aan belanghebbende het door haar gestorte griffierecht te worden vergoed.
6. Proceskosten
Nu het beroep gegrond is, acht het Hof termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken.
Het Hof stelt deze kosten, mede gelet op het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht, op 2 (punten) x € 322,= (waarde per punt) x 1,5 (gewicht van de zaak) is € 966,=.
7. Beslissing
Het Hof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak;
- vermindert de aanslag tot een naar een te betalen bedrag van fl. q,=;
- gelast dat aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 218,=;
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 966,=, en
- wijst de Staat aan als de rechtspersoon die het griffierecht en de proceskosten moet vergoeden.
Aldus gedaan door P.J.M. Bongaarts, voorzitter, J. Swinkels en F. Sonneveldt, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van D.J. Koopmans, griffier, in het openbaar uitgesproken op: 13 november 2003 .
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden
op: 13 november 2003
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.
Na het instellen van beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.