FED 1998/557
HR, 31-08-1998, nr. 33 108
HR 31-08-1998, ECLI:NL:PHR:1998:AA2360
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
31 augustus 1998
- Magistraten
Soest, van; Jansen, R.J.J.; Putt-Lauwers, van der; Brunschot, van; Meij; Vliet, van
- Zaaknummer
33 108
- LJN
AA2360
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht (V)
Belastingen van lagere overheden (V)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Milieubelastingen (V)
Dividendbelasting / Algemeen
Belastingrecht algemeen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1998:AA2360, Uitspraak, Hoge Raad, 31‑08‑1998
ECLI:NL:PHR:1998:AA2360, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 31‑08‑1998
- Wetingang
Art. 6:6 Awb
Uitspraak
Belanghebbende, X BV, heeft een ongemotiveerd beroepschrift in cassatie ingediend. Bij brief d.d. 1 april 1997 heeft de griffier van de Hoge Raad X BV in de gelegenheid gesteld het verzuim binnen zes weken na de dagtekening van de brief te herstellen.
De Hoge Raad overweegt: Nu herstel van het verzuim niet heeft plaatsgevonden en de Hoge Raad ook ambtshalve niet is gebleken van een grond waarop 's hofs uitspraak zou behoren te worden vernietigd, zal de Hoge Raad, gezien art. 6:6 Awb, X BV niet-ontvankelijk verklaren.
(Volgt niet-ontvankelijkverklaring.)