FED 1995/391:Bij de afbakening van de heffingsbevoegdheid onder art. X van het NAVO-Statusverdrag gaat het, anders dan bij een multilaterale regeling die voorziet in een vrijstelling zonder progressievoorbehoud in alle deelnemende staten, niet om een werkelijke vrijstelling van bepaalde inkomsten. Bij toewijzing van bepaalde inkomsten aan één der staten mag de andere staat met de aanwezigheid van die inkomsten rekening houden, ter berekening van de belasting van de echtgenoot van de genieter van die inkomsten. Dit geldt ook voor toepassing van de diplomatenvrijstelling.