HR, 15-02-2008, nr. 41 036
ECLI:NL:HR:2008:BC4328, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15-02-2008
- Zaaknummer
41 036
- LJN
BC4328
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Belastingen van lagere overheden (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2008:BC4328, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑02‑2008; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHSHE:2004:AO4907, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Vindplaatsen
Belastingblad 2008/425 met annotatie van M.R.P. de Bruin
BNB 2008/138 met annotatie van G.J. van Leijenhorst
V-N 2008/11.23 met annotatie van Redactie
NTFR 2008/414 met annotatie van mr. dr. G. Groenewegen
Uitspraak 15‑02‑2008
Inhoudsindicatie
Rioolrecht (aansluitrecht) van woning met drie bedrijfsgebouwen: één aanslag?
Nr. 41.036
15 februari 2008
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 23 januari 2004, nr. 00/03150, betreffende van hem geheven rioolrecht voor het jaar 2000.
1. Het geding in feitelijke instantie
Aan belanghebbende is ter zake van het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een eigendom dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering voor het jaar 2000 bij schriftelijke kennisgeving ƒ 834 geheven aan rioolrecht (aansluitrecht) van de gemeente Oss. Het bezwaar daartegen is door het hoofd van de afdeling Belastingen van de gemeente Oss verworpen.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss (hierna: het College) heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Het College heeft een conclusie van dupliek ingediend.
3. Beoordeling van het middel
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van een perceel grond met daarop een woning en drie bedrijfsgebouwen. Uitsluitend de woning is aangesloten op het buizenstelsel van de gemeentelijke riolering. Daarop mag geen hemelwater worden afgevoerd. Het hemelwater van het gehele perceel wordt afgevoerd deels in een aan belanghebbende toebehorende sloot en deels in de grond.
3.2. De Verordening Rioolrechten Oss 2000 (hierna: de Verordening) bevat onder meer de navolgende bepalingen:
"Artikel 1.
Begripsomschrijvingen.
Voor de toepassing van deze verordening wordt:
(...)
c. onder eigendom verstaan een roerende of een onroerende zaak.
(...)
Artikel 2.
Belastbaar feit en belastingplicht.
1. Onder de naam "rioolrecht" wordt geheven:
a. een recht van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een eigendom dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, en
(...)
Artikel 3.
Zelfstandige gedeelten.
Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, worden de rechten geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt.
(...)
Artikel 4.
Maatstaf van heffing.
1. Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, wordt geheven per eigendom.
(...)
Artikel 5.
Belastingtarieven.
1. Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, bedraagt per eigendom:
a. welke in hoofdzaak worden gebruikt als woning, per jaar ƒ 208,50;
b. welke niet in hoofdzaak worden gebruikt als woning, bij een kavelgrootte:
1. tot 1.000 m2, per jaar ƒ 208,50;
2. van 1.000 m2 tot 2.000 m2, per jaar ƒ 417,00;
3. van 2.000 m2 tot 4.000 m2, per jaar ƒ 625,50;
4. van 4.000 m2 tot 8.000 m2, per jaar ƒ 834,00;
5. van 8.000 m2 tot 50.000 m2, per jaar ƒ 1668,00;
6. groter dan 50.000 m2, per jaar ƒ 7297,50."
3.3. Het Hof heeft de eerste te beslissen vraag als volgt geformuleerd: Moeten de woning en de bedrijfsgebouwen voor de heffing van het rioolrecht als één eigendom in de zin van de Verordening worden beschouwd?
Het heeft die vraag in onderdeel 4.1 van zijn uitspraak bevestigend beantwoord. Het heeft daartoe redengevend geacht dat het gebruik van de woning en de bedrijfsgebouwen in een geval als hier aan de orde een zodanige samenhang heeft dat sprake is van één eigendom in de zin van artikel 3 van de Verordening, en daarbij opgemerkt dat de woning in die mate dienstig is aan het gebruik van de bedrijfsgebouwen dat die bedrijfsgebouwen en die woning als één geheel moeten worden beschouwd.
3.4. Aldus heeft het Hof onvoldoende inzicht gegeven in zijn gedachtegang.
Het rioolrecht wordt ingevolge de Verordening geheven per eigendom. Onder eigendom wordt ingevolge artikel 1, aanhef en letter c, van de Verordening verstaan "een (...) onroerende zaak". Nu er geen aanwijzingen zijn voor een andere (welbepaalde) betekenis, dient het begrip 'zaak' te worden verstaan in de civielrechtelijke betekenis (vgl. HR 30 september 2005, nr. 40315, BNB 2006/22 en HR 17 november 2006, nr. 41485, BNB 2007/48). De Verordening bevat geen bepaling op grond waarvan voor de toepassing ervan afzonderlijke zaken (in de civielrechtelijke betekenis ervan) tezamen als één eigendom mogen worden aangemerkt. Wel bevat de Verordening in het slot van artikel 3 een samenstelbepaling voor zelfstandige gedeelten van een eigendom/zaak. Aan die bepaling, waarop het Hof zijn beslissing over de woning en de bedrijfsgebouwen heeft gegrond, wordt pas toegekomen indien die woning en de bedrijfsgebouwen geen afzonderlijke zaken zijn (in de civielrechtelijke betekenis ervan), maar (zelfstandige) gedeelten van één zaak. Dat heeft het Hof evenwel niet vastgesteld. 's Hofs oordeel berust derhalve hetzij op een onjuiste opvatting van het bepaalde in de Verordening, dan wel het behoefde nadere motivering.
De daarop gerichte in het middel besloten liggende klachten slagen.
3.5. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen. De overige klachten behoeven geen behandeling.
4. Proceskosten
Het College zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,
gelast dat de gemeente Oss aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie geheven griffierecht ten bedrage van € 87, en
veroordeelt het College in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1288 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de gemeente Oss aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren C.J.J. van Maanen en A.H.T. Heisterkamp, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2008.