Rb. Arnhem, 27-10-2009, nr. AWB 09/207
ECLI:NL:RBARN:2009:BM0873
- Instantie
Rechtbank Arnhem
- Datum
27-10-2009
- Zaaknummer
AWB 09/207
- LJN
BM0873
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBARN:2009:BM0873, Uitspraak, Rechtbank Arnhem, 27‑10‑2009; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 27‑10‑2009
Inhoudsindicatie
Belanghebbende is via een bemiddelingsorganisatie werkzaam in de thuiszorg. Met betrekking tot de door hem verleende AWBZ-zorg in natura is aan belanghebbende een VAR-loon afgegeven. Geen sprake van winst uit onderneming (standpunt eiser) of een (fictieve) dienstbetrekking (standpunt verweerder), maar van resultaat uit overige werkzaamheden. Beroep derhalve gegrond.
RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
registratienummer: AWB 09/207
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 27 oktober 2009
inzake
[X], wonende te [Z], eiser,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst/Oost, kantoor Winterswijk, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Eiser heeft op 30 november 2007 verweerder verzocht om afgifte van een verklaring arbeidsrelatie winst uit onderneming (hierna: VAR-WUO) voor het jaar 2008 voor werkzaamheden bestaande uit particuliere verzorging.
Verweerder heeft aan eiser daarop voor het jaar 2008 een verklaring arbeidsrelatie loon uit dienstbetrekking (hierna: VAR-loon) afgegeven.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 3 december 2008 de VAR-loon gewijzigd in een verklaring arbeidsrelatie resultaat uit overige werkzaamheden (hierna: VAR-RUW).
Eiser heeft daartegen bij brief van 8 januari 2009, ontvangen door de rechtbank op 9 januari 2009, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juli 2009 te Arnhem. Namens eiser zijn verschenen mr. [gemachtigde] en [A], verbonden aan [B]. Namens verweerder is verschenen mr. [gemachtigde]. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen. Deze pleitnota is met bijlagen aan de rechtbank en verweerder overgelegd. Verweerder heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen de overlegging van die bijlagen.
2. Feiten
Eiser is werkzaam in de thuiszorg. Eiser maakt daarbij gebruik van de bemiddeling van (thuis)zorgbureau TCC Thuiszorg Call Center (TCC). Hij verleent deels AWBZ-zorg in natura en deels zorg aan PGB-houders. Eiser houdt in opdracht van TCC urenstaten bij. Op basis daarvan stuurt TCC facturen aan de cliënten van eiser.
Eiser heeft op 30 november 2007 een aanvraag VAR-WUO ingediend bij verweerder. In deze aanvraag heeft eiser zijn werkzaamheden omschreven als particuliere verzorging. In het aanvraagformulier heeft eiser onder meer het volgende verklaard:
over zijn werkzaamheden:
- dat hij verwacht in 2008 700 uur of meer aan die werkzaamheden te besteden en wel voor drie tot zeven opdrachtgevers;
- dat hij in voorgaande jaren ook drie tot zeven opdrachtgevers had;
- dat hij de werkzaamheden zonder toestemming van de opdrachtgever door iemand anders kan laten uitvoeren;
- dat het risico voor hem is als een opdrachtgever niet tevreden is over het resultaat van de werkzaamheden; en
- dat de werkzaamheden niet via een detacheringsbureau, uitzendbureau of bemiddelingsbureau worden verricht.
over zijn inkomsten:
- dat de geschatte jaarinkomsten voor de werkzaamheden tussen de € 10.000 en
€ 25.000 bedragen;
- dat door de opdrachtgever(s) geen loonheffing wordt ingehouden op de inkomsten;
- dat bij ziekte of vakantie door de opdrachtgever(s) geen doorbetaling plaatsvindt;
- dat hij niet verplicht is om aanwijzingen van de opdrachtgever(s) op te volgen ten aanzien van de uitvoering van zijn opdrachten; en
- dat de inkomsten niet hoofdzakelijk worden behaald bij één opdrachtgever.
over zijn werkwijze:
- dat hij facturen verstuurt voor de werkzaamheden waarvoor hij de verklaring vraagt;
- dat hij reclame maakt voor de werkzaamheden;
- dat hij niet is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;
- dat hij geen personeel in dienst heeft;
- dat hij geen BTW-nummer heeft;
- dat hij jaarlijks niet voor meer dan € 2.500 investeert;
- dat hij verplicht is om de werkzaamheden op de locatie van de opdrachtgever uit te voeren;
- dat hij beschikt over een vergunning voor de uitvoering van de werkzaamheden; en
- dat hij een boekhouding bijhoudt of deze laat bijhouden.
Aan eiser is door verweerder een vragenformulier “Nadere vragen thuiszorg 2008” gezonden, dat door eiser op 20 december 2007 ingevuld is geretourneerd. Daarin heeft eiser onder meer meegedeeld:
- dat hij met de zorgbehoevende in contact treedt door eigen werving maar ook door bemiddeling van één of meerdere thuiszorgbureau’s;
- dat hij geen arbeidsovereenkomst sluit voor zijn werkzaamheden;
- dat zijn werkzaamheden bestaan uit persoonlijke verzorging (helpen met douchen, wassen, aankleden etc.) en verpleging (wondverzorging, toedienen van medicijnen, injecties geven etc.);
- dat er geen cliënten zijn waar hij elke week op drie of meer dagen werkt;
- dat het bureau niet de hoogte van de vergoeding bepaalt;
- dat eiser niet door het bureau wordt betaald;
- dat het bureau geen contractspartij is bij de overeenkomst(en) waarin de zorgafspraken worden vastgelegd;
- dat eiser niet verplicht is een opdracht van een bureau om bij een cliënt te werken te accepteren;
- dat hij niet verplicht is zich te houden aan een door het bureau opgesteld zorg- of behandelplan voor een cliënt;
- dat hij niet verplicht is een cliëntendossier en/of een uren- en declaratiestaat bij te houden;
- dat het bureau niet de kwaliteit en voortgang van zijn werkzaamheden bij de cliënt controleert;
- dat hij niet door het bureau ter verantwoording kan worden geroepen na klachten van de cliënt;
- dat hij geen toestemming hoeft te hebben van het bureau om af te wijken van de afgesproken dagen om zorg te verlenen;
- dat hij geen toestemming van het bureau hoeft te vragen als hij zich in de uitvoering van de werkzaamheden wil laten vervangen door een andere persoon, die niet bekend is bij het bureau;
- dat hij de werkzaamheden bij een cliënt kan voortzetten na beëindiging van de relatie met het bureau.
Eiser heeft ter zitting een overeenkomst overgelegd, gedagtekend 12 december 2007 en gesloten tussen enerzijds eiser, daarin aangeduid als de Zelfstandige Zorgverlener en anderzijds TCC. In die overeenkomst staat onder meer het volgende vermeld:
“(...)
2 Bemiddeling
1. (...)
2. De Zelfstandige Zorgverlener heeft de vrijheid om al dan niet een door de Bemiddelingsorganisatie aangeboden bemiddeling te weigeren.
3. De Bemiddelingsorganisatie garandeert de Zelfstandige Zorgverlener niet een minimum aantal zorgovereenkomsten of zorguren.
4. De bemiddelingsorganisatie zal op geen enkele wijze treden in de bevoegdheden van de Cliënt of de Zelfstandige Zorgverlener, zoals:
a. de daadwerkelijke invulling en regeling van de zorgdiensten;
b. de beoordeling van de door de Zelfstandige Zorgverlener verrichte diensten;
c. de behandeling van de wederzijdse klachten.
3. Voorwaarden voor de Zelfstandige Zorgverlener
(...)
4. Alvorens in aanmerking te komen voor bemiddeling, dient de Zelfstandige Zorgverlener (...) de volgende
gegevens te overleggen:
(...)
6. Bewijs van een geldige bedrijfs- en beroepsaansprakelijkheidsverzekering
4. Duur van de overeenkomst
1. Deze overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd.
2. Deze overeenkomst kan door de Zelfstandige Zorgverlener maar ook door de Bemiddelingsorganisatie op elk moment worden opgezegd.
(…)
5. Vergoeding
1. De Zelfstandige Zorgverlener brengt aan de Cliënt in rekening de in de zorgovereenkomst overeengekomen vergoeding.
2. Voor het vaststellen van de hoogte van deze vergoeding wordt gebruik gemaakt van de richtlijnen van de Bemiddelingsorganisatie, opgenomen onder bijlage 1.
3. De Bemiddelingsorganistatie behoudt zicht het recht voor om de adviestarieven vermeld in bijlage 1 te herzien.(...)
6 Administratieve dienstverlening
1. (...)
De facturering vindt plaats op basis van een door de Cliënt ondertekende urenregistratie
2. De Cliënt kan de Bemiddelingsorganisatie machtigen om namens de Cliënt de Zelfstandige Zorgverlener te betalen.
3. De Zelfstandige Zorgverlener draagt het risico dat de cliënt niet betaalt
(...)
7. Klachten
Klachten met betrekking tot de uitvoering van de zorgdiensten dienen in beginsel door de Zelfstandige Zorgverlener zelf opgelost te worden. Eventueel kan de Zelfstandige Zorgverlener de Cliënt of de Zelfstandige Zorgverlener en de Cliënt gezamenlijk de Bemiddelingsorganisatie verzoeken om te bemiddelen. (...)
8. Aansprakelijkheid
De bemiddelingsorganisatie aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade ontstaan tijdens of verband houdende met de werkzaamheden van de Zelfstandige Zorgverlener. De Zelfstandige Zorgverlener is gehouden een bedrijfs- en beroepsaansprakelijkheidsverzekering af te sluiten en deze gesloten te houden.
9. Vakanties/ziekte (overmacht)
1. De Zelfstandige Zorgverlener is gehouden indien hij verhinderd is om zijn werkzaamheden te verrichten bijvoorbeeld wegens ziekte, om dit ten spoedigste aan de Cliënt en aan de Bemiddelingsorganisatie te melden.
(...)
3. De Zelfstandige Zorgverlener is verantwoordelijk voor de zorgdiensten en zorgt uit dien hoofde in overleg met de Cliënt voor een adequate vervanging (...). De Zelfstandige Zorgverlener geeft bij vervanging de naam door van degene die hem vervangt. (...)
4. Op verzoek van de Cliënt en/of van de Zelfstandige Zorgverlener zal de Bemiddelingsorganisatie (...) inspannen om voor vervanging zorg te dragen.
5. (...) De Zelfstandige Zorgverlener heeft (...) geen aanspraak op vakantie of aanspraak op vergoeding bij (langdurig) ziekte.”.
Voor het belastingjaar 2005 is aan eiser een VAR-RUW verstrekt. Voor de belastingjaren 2006 en 2007 is aan eiser een VAR-WUO afgegeven. In de aanvraagformulieren voor die jaren staat onder meer vermeld dat eiser facturen verstuurt en reclame maakt.
Voor het onderhavige jaar is aan eiser een VAR-loon afgegeven. Naar aanleiding van eisers bezwaarschrift heeft verweerder de VAR-loon bij uitspraak op bezwaar gewijzigd in een VAR-RUW en daarbij de omschrijving van de werkzaamheden veranderd in ‘verlenen van zorg rechtstreeks in opdracht van PGB-houders en particulieren’.
In het jaar 2006 bedroegen de opbrengsten uit genoemde werkzaamheden € 22.618 (als WUO aangegeven) en € 4.973 (als RUW aangegeven) totaal € 27.591, in 2007 € 21.451 (als WUO aangegeven) en € 6.536 (als RUW aangegeven), totaal € 27.987.
3. Geschil
In geschil is of de voordelen die eiser geniet uit de door hem verrichte werkzaamheden loon uit dienstbetrekking vormen, zoals verweerder bepleit, of winst uit onderneming, zoals eiser bepleit.
Eiser heeft mede onder verwijzing naar de onder 2. opgenomen overeenkomst van eiser en TCC het volgende aangevoerd voor zijn standpunt:
- dat het bemiddelingsbureau alleen een kassiersfunctie heeft;
- dat het bemiddelingsbureau weliswaar een functie heeft bij de kwaliteitsbewaking, maar dat het geen zeggenschap heeft over de inhoud en de naleving van de kwaliteit van de zorgverlening;
- dat eiser als hij ziek is of met verlof gaat zelf zijn vervanging moet regelen;
- dat niet is gebleken dat TCC eiser voor zijn verrichte arbeid moet belonen;
- dat het de zorgvrager is die de bevoegdheid heeft om aanwijzingen te geven;
- dat eiser een winstverwachting heeft; in dat verband wijst eiser erop dat zijn kosten vooral uit reiskosten bestaan en dat die kosten beperkt zijn;
- dat hij debiteurenrisico loopt;
- dat hij meerdere opdrachtgevers heeft;
- dat andere zorgverleners die dezelfde zorgverlening bieden en ook via TCC werken wel een VAR-WUO hebben ontvangen;
- dat in het verleden altijd een VAR-WUO aan hem is afgegeven en dat hij er daarom op mag vertrouwen dat er sprake is van winst uit onderneming.
Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser hieraan toegevoegd:
- dat de zorgvrager opdrachtgever is en niet TCC;
- dat TCC geen minimum aantal uren garandeert;
- dat eiser maar één PGB-cliënt had en dat daarvoor sprake is van RUW-werkzaamheden;
- dat de VAR alleen is aangevraagd voor de AWBZ-zorg in natura;
- dat eiser zijn cliënten alleen via TCC verwerft;
- dat TCC de tarieven bepaalt;
- dat eiser zelf geen facturen verstuurt;
- dat eiser geen reclame maakt;
- dat eiser voor zijn werkzaamheden steeds is uitbetaald via TCC; en
- dat eiser uiteindelijk altijd zijn geld heeft ontvangen.
Verweerder heeft zich in de eerste plaats op het standpunt gesteld dat voor wat betreft de AWBZ-zorg in natura sprake is van loon uit dienstbetrekking. Verweerder voert hiertoe aan dat sprake is van een gezagsverhouding, van een verplichting de arbeid persoonlijk te verrichten en van een verplichting tot het betalen van loon. Voor wat betreft de gezagsverhouding heeft verweerder onder meer er op gewezen dat TCC een AWBZ-erkenning heeft, dat TCC op basis van de daaraan ten grondslag liggende overeenkomsten wordt aangemerkt als een thuiszorginstelling, dat het verlenen van thuiszorg dus de kernactiviteit van TCC is en dat eiser zijn werkzaamheden binnen het organisatorisch en vakinhoudelijk kader van TCC verricht. Voor wat betreft de verplichting de arbeid persoonlijk te verrichten, heeft verweerder gesteld dat eiser zich niet zonder toestemming van de thuiszorginstelling kan laten vervangen door een persoon die niet bekend is bij de thuiszorginstelling. De betalingsverplichting voor het vergoeden van de door eiser verrichte AWBZ-zorg in natura rust volgens verweerder op TCC.
Voor het geval geen sprake is van een echte dienstbetrekking stelt verweerder zich op het standpunt dat sprake is van een fictieve dienstbetrekking, meer in het bijzonder van een dienstbetrekking in de zin van artikel 4, onderdeel e, van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) juncto art. 2a van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (hierna: U.B. LB).
Verweerder heeft betwist dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden.
4. Beoordeling van het geschil
Artikel 3.156, eerste lid, van de Wet IB 2001 bepaalt, voor zover hier van belang, dat de belastingplichtige die zekerheid wenst omtrent de vraag of de voordelen die hij in een kalenderjaar geniet of zal gaan genieten uit een arbeidsrelatie waarin sprake is van hetzelfde soort van werkzaamheden die onder overeenkomstige condities worden verricht, worden aangemerkt als winst uit onderneming, als loon uit dienstbetrekking of als resultaat uit overige werkzaamheden, een verzoek kan indienen bij de inspecteur, die daarop bij voor bezwaar vatbare beschikking beslist. De beschikking geldt op grond van het vierde lid van voornoemd artikel voor een termijn van ten hoogste één kalenderjaar.
Bij de uitspraak op bezwaar is de omschrijving van de activiteiten van eiser door verweerder gewijzigd van ‘particuliere verzorging’ in ‘verlenen van zorg rechtstreeks in opdracht van PGB-houders en particulieren’ en bepaald dat voor die activiteiten sprake is van resultaat uit overige werkzaamheden. Eiser is er van uitgegaan dat dit alleen betrekking had op de PGB-werkzaamheden en dat de VAR-loon voor wat betreft de AWBZ-zorg in natura bij de uitspraak op bezwaar door verweerder is gehandhaafd. Daarvan blijkt echter niet uitdrukkelijk uit de uitspraak op bezwaar. Verweerder heeft niet gesteld dat de lezing van eiser onjuist is en dat de uitspraak op bezwaar ziet op alle werkzaamheden waarvoor de VAR werd aangevraagd. De rechtbank vindt de lezing van eiser gelet op het woord ‘rechtstreeks’ ook niet onbegrijpelijk. De rechtbank zal er daarom niettemin van uitgaan dat verweerder de uitspraak heeft bedoeld zoals door eiser begrepen.
Winst uit onderneming?
Gelet op de rangorderegeling van artikel 2.14, eerste lid, van de Wet IB 2001 zal de rechtbank eerst nagaan of eiser winst uit onderneming geniet. Ingevolge artikel 3.8 van de Wet IB 2001 is winst uit onderneming het bedrag van de gezamenlijke voordelen, die onder welke naam en in welke vorm ook, worden verkregen uit een onderneming.
Ingevolge artikel 3.5 van de Wet IB 2001 moet onder onderneming mede worden verstaan het zelfstandig uitgeoefend beroep. Daarvan is sprake als eiser de werkzaamheden zelfstandig en voor eigen rekening verricht en daarbij ondernemersrisico loopt.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser, tegenover de weerspreking door verweerder, onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld en aannemelijk gemaakt die de conclusie rechtvaardigen dat sprake is van winst uit onderneming. Daarvoor acht de rechtbank het volgende van belang. Eiser is voor de toewijzing van cliënten afhankelijk van TCC. Daarbuiten heeft eiser geen andere opdrachtgevers. Eiser maakt daartoe ook geen reclame. Dat de zorgvragers als opdrachtgevers fungeren, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt. Met name is niet gebleken dat eiser ook overeenkomsten met de zorgvragers heeft gesloten. Facturering vindt, zoals door gemachtigde van eiser ter zitting is verklaard, in afwijking van het bepaalde in artikel 5 van de overeenkomst van 12 december 2007, niet plaats door eiser maar door TCC. Dat gebeurt op basis van door TCC bepaalde tarieven. Op grond van het voorgaande moet worden aangenomen dat eiser de voor de aanwezigheid van ondernemerschap vereiste zelfstandigheid ontbeert.
Dat eiser enig ondernemersrisico loopt, is evenmin aannemelijk geworden. Uit hetgeen gemachtigde ter zitting heeft verklaard, namelijk dat de door eiser gewerkte uren steeds zijn uitbetaald, volgt dat eiser feitelijk geen (debiteuren)risico loopt.
Uit het voorgaande volgt dat niet kan worden aangenomen dat sprake is van winst uit onderneming.
Loon uit dienstbetrekking?
Ingevolge artikel 3.81 van de Wet IB 2001 juncto artikel 10 van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB), voor zover hier van belang, is loon al hetgeen uit een dienstbetrekking wordt genoten. Op grond van het bepaalde in artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek is voor de aanwezigheid daarvan nodig dat er sprake is van een gezagsverhouding, een verplichting voor de werknemer tot het verrichten van arbeid gedurende een zekere tijd en een verplichting voor de werkgever tot het betalen van loon. De bewijslast dat in het onderhavige geval sprake is van een dienstbetrekking van eiser tot TCC rust op verweerder.
Ingevolge artikel 3.91 van de Wet IB 2001 is belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden het gezamenlijke bedrag van het resultaat uit een of meer werkzaamheden die geen belastbare winst of belastbaar loon genereren.
Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan aan de op hem rustende bewijslast dat voor wat betreft de inkomsten uit AWBZ-zorg in natura sprake is van loon uit dienstbetrekking tot TCC. Met name heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een gezagsverhouding tot TCC en van een verplichting persoonlijk arbeid te verrichten. De enkele stelling van verweerder dat uit boekenonderzoeken bij vergelijkbare (thuis)zorgbureau’s is gebleken dat daarvan in dit soort situaties vaak sprake is, is daarvoor onvoldoende. Verweerder heeft geen op eiser gericht onderzoek verricht naar de aanwezigheid van een gezagsverhouding en een verplichting persoonlijk arbeid te verrichten.
Uit artikel 9, derde lid, van de overeenkomst met TCC, blijkt dat eiser zich voor de uitoefening van zijn werkzaamheden vrijelijk kan laten vervangen. Dat betekent dat hij de arbeid niet persoonlijk hoeft te verrichten. Derhalve is niet aan de voorwaarden voor aanwezigheid van een dienstbetrekking voldaan.
Ook is door verweerder niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een fictieve dienstbetrekking als bedoeld in artikel 4, onderdeel e, van de Wet LB juncto art. 2a van het U.B. LB. Verweerder heeft daarvoor niets aangevoerd. Met name is niet aannemelijk gemaakt dat de in onderdeel a van artikel 2a U.B. genoemde uitzondering zich hier niet voordoet.
Nu de rechtbank niet aannemelijk acht dat sprake is van winst uit onderneming dan wel van loon uit dienstbetrekking, moeten de werkzaamheden worden aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden. Aldus bezien had verweerder bij de uitspraak op bezwaar de VAR-loon in een VAR-RUW dienen te wijzigen.
Vertrouwensbeginsel
De rechtbank verstaat eisers stelling dat voor eerdere jaren wel een VAR-WUO is afgegeven als een beroep op het vertrouwensbeginsel. Deze grief faalt, reeds omdat eiser bij zijn aanvraag voor die jaren niet de juiste informatie heeft verstrekt. Zo heeft eiser op het aanvraagformulier voor de VAR voor die jaren, in strijd met de werkelijkheid, onder meer vermeld dat hij facturen verstuurt en reclame maakt. Eiser kan aan de op basis van die informatie afgegeven VAR-WUO dan ook geen vertrouwen ontlenen.
Gelijkheidsbeginsel
Ook het beroep van eiser op het gelijkheidsbeginsel kan niet meebrengen dat niettegenstaande het voorgaande, er van moet worden uitgegaan dat sprake is van winst uit onderneming. Voor een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel is nodig dat sprake is van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen die veroorzaakt wordt door begunstigend beleid of een oogmerk tot begunstiging, terwijl voor deze ongelijke behandeling geen objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat. Buiten de gevallen waarin ongelijke behandeling van gelijke gevallen steunt op een gevoerd beleid of voorkomt uit een oogmerk van begunstiging, dient bij afweging van het beginsel dat de wet moet worden toegepast tegen het beginsel dat de administratie gelijke gevallen gelijk moet behandelen, aan laatstgenoemd beginsel ook doorslaggevende betekenis worden toegekend, indien in een meerderheid van de met eisers geval vergelijkbare gevallen een juiste wetstoepassing achterwege is gebleven (de meerderheidsregel).
Eiser heeft daartoe niets aangevoerd. De enkele stelling dat andere thuiszorgverleners die voor TCC werken voor 2008 een VAR-WUO hebben gekregen, is, gelet op de betwisting daarvan door verweerder, niet voldoende. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt daarom.
Gelet op het voorgaande had verweerder de VAR-loon ook voor wat betreft de AWBZ-zorg in natura dienen te wijzigen in een VAR-RUW. Het beroep dient daarom gegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiser in verband met de behande¬ling van het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze ziet op de AWBZ-zorg in natura;
- wijzigt de VAR-loon, voor zover deze ziet op de AWBZ-zorg in natura, in een VAR-RUW en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 644; en
- bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 39 aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C.G. Okhuizen, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. P.J.G. Tiemessen, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op: 27 oktober 2009
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.