Art. 54 t/m 58 van de SW 1956. Met ingang van 1 januari 1985 is op de materie van bezwaar en beroep de regeling van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van toepassing. Alleen artikel 54 bevat nog een aanvullende bepaling die betrekking heeft op een specifiek voor de Successiewet 1956 geldend probleem, de samenhangende verkrijgingen. Art. 55 t/m 58 zijn vervallen. Tot 1 januari 1985 gold het volgende.
Niet alleen is de betekenis van de aangifte gewijzigd, ook het systeem van de rechtspleging, vervat in art. 92 (oud), heeft wijziging ondergaan. Hiermede hangt weer samen, dat ingevolge de wet vervanging van het fiscale noodrecht en art. 76 SW 1956 belanghebbenden en anderen gehouden zijn tot het verstrekken van gegevens, inlichtingen en inzage van boeken en bescheiden. In dit systeem kunnen bijzondere aantoningsplichten, zoals in art. 7 (oud), 9 (oud), 11 (oud), 50 (oud), 65, laatste lid (oud), 80, onder 10° en onder 12° (oud), 84, eerste lid (oud), en 86, tweede lid (oud), aan belanghebbenden met betrekking tot bepaalde feiten en omstandigheden zijn opgelegd, worden gemist. Zij zijn dan ook niet meer in de Successiewet 1956 opgenomen.
Het voor de rechtspleging gekozen systeem komt in grote trekken overeen met hetgeen terzake bij de directe belastingen geldt. Het bezwaarschrift moet met redenen omkleed zijn.
Naast de opheffing van de algemene geheimhoudingsplicht vervat in het slot van art. 79, eerste lid, welke slechts geldt voor gegevens welke bij of in verband met de uitvoering van de Successiewet 1956 aan de inspecteur zijn gebleken, geeft art. 56, derde lid, een ontheffing voor gegevens waaromtrent de inspecteur geheimhouding is opgelegd bij andere wettelijke bepalingen dan art. 79.
Art. 58 blijft sedert 1 oktober 1962 buiten toepassing als gevolg van het in werking treden van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. De termijnverlenging is in die wet geregeld.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Vakstudie Successiewet, aanhef SW 1956, aant. 1.3.9
Aant. 1.3.9 Hoofdstuk VIII (art. 54–58)
Actueel t/m 15-11-2024
15-11-2024, het commentaar is bijgewerkt t/m BNB 2024/123 en V-N 2024/47.60
01-08-1956 tot: -
Vakstudie Successiewet, aanhef SW 1956, aant. 1.3.9
Schenk- en erfbelasting / Algemeen
Successiewet 1956 aanhef regeling
Beschouwing
Art. 54 t/m 58 van de SW 1956. Met ingang van 1 januari 1985 is op de materie van bezwaar en beroep de regeling van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van toepassing. Alleen artikel 54 bevat nog een aanvullende bepaling die betrekking heeft op een specifiek voor de Successiewet 1956 geldend probleem, de samenhangende verkrijgingen. Art. 55 t/m 58 zijn vervallen. Tot 1 januari 1985 gold het volgende.
Niet alleen is de betekenis van de aangifte gewijzigd, ook het systeem van de rechtspleging, vervat in art. 92 (oud), heeft wijziging ondergaan. Hiermede hangt weer samen, dat ingevolge de wet vervanging van het fiscale noodrecht en art. 76 SW 1956 belanghebbenden en anderen gehouden zijn tot het verstrekken van gegevens, inlichtingen en inzage van boeken en bescheiden. In dit systeem kunnen bijzondere aantoningsplichten, zoals in art. 7 (oud), 9 (oud), 11 (oud), 50 (oud), 65, laatste lid (oud), 80, onder 10° en onder 12° (oud), 84, eerste lid (oud), en 86, tweede lid (oud), aan belanghebbenden met betrekking tot bepaalde feiten en omstandigheden zijn opgelegd, worden gemist. Zij zijn dan ook niet meer in de Successiewet 1956 opgenomen.
Het voor de rechtspleging gekozen systeem komt in grote trekken overeen met hetgeen terzake bij de directe belastingen geldt. Het bezwaarschrift moet met redenen omkleed zijn.
Over Art. 54, tweede lid, vergelijke men de aantekening op art. 51.
Naast de opheffing van de algemene geheimhoudingsplicht vervat in het slot van art. 79, eerste lid, welke slechts geldt voor gegevens welke bij of in verband met de uitvoering van de Successiewet 1956 aan de inspecteur zijn gebleken, geeft art. 56, derde lid, een ontheffing voor gegevens waaromtrent de inspecteur geheimhouding is opgelegd bij andere wettelijke bepalingen dan art. 79.
Art. 58 blijft sedert 1 oktober 1962 buiten toepassing als gevolg van het in werking treden van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. De termijnverlenging is in die wet geregeld.