In deze aantekening is uitgegaan van de situatie zoals die tot 1 januari 2010 heeft gegolden.
Art. 53 van de SW 1956. Dit artikel bevat een samenvoeging van art. 76, tweede lid (oud), en 77 (oud). In de gevallen, waarin de oorzaak van de vermindering bestaat in een wijziging van de gerechtigdheid tot de nalatenschap in dier voege dat, wat de een minder verkrijgt aan een andere verkrijger ten goede komt, zal terzake reeds overeenkomstig art. 45, laatste lid, nader aangifte moeten worden gedaan. Echter zullen zich ook gevallen voordoen, waarin sprake is van een vermindering van een verkrijging, zonder dat deze tevens vermeerdering van de verkrijging van een ander tengevolge heeft (bijvoorbeeld bij voorwaardelijke baten en schulden) alsdan is ten dienste van de berekening van de vermindering een speciale nadere aangifte vereist, welke aangifte binnen twee maanden na het ontstaan van de oorzaak tot de vermindering moet worden ingediend.
De oorzaken van de vermindering komen in het algemeen overeen met de latere gebeurtenissen, welke ook reeds volgens de Successiewet 1859 aanleiding tot teruggave konden zijn. Wat betreft de in het artikel genoemde uitoefening van een wilsrecht zij verwezen naar de toelichting op art. 45, laatste lid. Het aldaar met betrekking tot de activa weergegeven standpunt geldt mutatis mutandis ook voor wat betreft ten laste van de erflater aanwezige obligo's. Het spreekt vanzelf, dat indien een omstandigheid als bedoeld in dit artikel zich reeds heeft voorgedaan voordat de primitieve successieaangifte was ingediend, er geen enkel bezwaar tegen bestaat, dat in die aangifte tevens de invloed van de nadere gebeurtenis wordt verwerkt, zodat daarmede bij de rechtsheffing terstond rekening zal kunnen worden gehouden.
Het vierde lid opent een mogelijkheid, die onder de Wet van 1859 niet aanwezig was, namelijk dat het door de ene erfgenaam teveel betaalde recht wordt verrekend met het recht, dat door een andere erfgenaam alsnog verschuldigd is.
Het laatste lid heeft onder meer de strekking aan de inspecteur de gelegenheid te geven om misslagen in reeds opgelegde aanslagen te herstellen ook nadat belanghebbenden niet meer tegen de aanslag kunnen ageren. Dit lid en het tweede lid (gedeeltelijk) blijven sedert 1 oktober 1962 buiten toepassing in verband met de inwerkingtreding van dienovereenkomstige bepalingen van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en zijn met ingang van 1 januari 1985 vervallen.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Vakstudie Successiewet, aanhef SW 1956, aant. 1.3.8
Aant. 1.3.8 Hoofdstuk VII (art. 53)
Actueel t/m 15-11-2024
15-11-2024, het commentaar is bijgewerkt t/m BNB 2024/123 en V-N 2024/47.60
01-08-1956 tot: -
Vakstudie Successiewet, aanhef SW 1956, aant. 1.3.8
Schenk- en erfbelasting / Algemeen
Successiewet 1956 aanhef regeling
Beschouwing
In deze aantekening is uitgegaan van de situatie zoals die tot 1 januari 2010 heeft gegolden.
Art. 53 van de SW 1956. Dit artikel bevat een samenvoeging van art. 76, tweede lid (oud), en 77 (oud). In de gevallen, waarin de oorzaak van de vermindering bestaat in een wijziging van de gerechtigdheid tot de nalatenschap in dier voege dat, wat de een minder verkrijgt aan een andere verkrijger ten goede komt, zal terzake reeds overeenkomstig art. 45, laatste lid, nader aangifte moeten worden gedaan. Echter zullen zich ook gevallen voordoen, waarin sprake is van een vermindering van een verkrijging, zonder dat deze tevens vermeerdering van de verkrijging van een ander tengevolge heeft (bijvoorbeeld bij voorwaardelijke baten en schulden) alsdan is ten dienste van de berekening van de vermindering een speciale nadere aangifte vereist, welke aangifte binnen twee maanden na het ontstaan van de oorzaak tot de vermindering moet worden ingediend.
De oorzaken van de vermindering komen in het algemeen overeen met de latere gebeurtenissen, welke ook reeds volgens de Successiewet 1859 aanleiding tot teruggave konden zijn. Wat betreft de in het artikel genoemde uitoefening van een wilsrecht zij verwezen naar de toelichting op art. 45, laatste lid. Het aldaar met betrekking tot de activa weergegeven standpunt geldt mutatis mutandis ook voor wat betreft ten laste van de erflater aanwezige obligo's. Het spreekt vanzelf, dat indien een omstandigheid als bedoeld in dit artikel zich reeds heeft voorgedaan voordat de primitieve successieaangifte was ingediend, er geen enkel bezwaar tegen bestaat, dat in die aangifte tevens de invloed van de nadere gebeurtenis wordt verwerkt, zodat daarmede bij de rechtsheffing terstond rekening zal kunnen worden gehouden.
Het vierde lid opent een mogelijkheid, die onder de Wet van 1859 niet aanwezig was, namelijk dat het door de ene erfgenaam teveel betaalde recht wordt verrekend met het recht, dat door een andere erfgenaam alsnog verschuldigd is.
Het laatste lid heeft onder meer de strekking aan de inspecteur de gelegenheid te geven om misslagen in reeds opgelegde aanslagen te herstellen ook nadat belanghebbenden niet meer tegen de aanslag kunnen ageren. Dit lid en het tweede lid (gedeeltelijk) blijven sedert 1 oktober 1962 buiten toepassing in verband met de inwerkingtreding van dienovereenkomstige bepalingen van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en zijn met ingang van 1 januari 1985 vervallen.