FED 1998/241
Onjuiste vermogensetikettering, redelijke tegemoetkoming
HR 18-03-1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC6979, m.nt. R.P. van den Dool
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18 maart 1998
- Magistraten
Jansen, R.J.J.; Bellaart; Brunschot, van; Meij; Vliet, van; Soest, van
- Zaaknummer
32 536
- Noot
R.P. van den Dool
- LJN
ZC6979
- JCDI
JCDI:ADS227523:1
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting (V)
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1998:ZC6979, Uitspraak, Hoge Raad, 18‑03‑1998
- Wetingang
Art. 7 Wet IB 1964
Essentie
Onjuiste vermogensetikettering, redelijke tegemoetkoming
Samenvatting
Na verkoop van het door hem gedreven hotel in 1965 blijft belanghebbende de onroerende zaak tot het ondernemingsvermogen rekenen, terwijl eigenlijk overbrenging naar het privé-vermogen had moeten plaatsvinden. Bij zijn overlijden in 1992 wordt de alsdan aanwezige stille reserve in het pand tot de overlijdenswinst gerekend, hetgeen tot een onredelijke uitkomst leidt. Ter zake van de redelijke tegemoetkoming komt de vraag op of rekening moet worden gehouden met het rentevoordeel dat belanghebbende door het belastinguitstel heeft genoten. De Hoge Raad oordeelt van wel.
Uitspraak
Het geschil betrof de aanslag inkomstenbelasting over het jaar ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.