FED 1993/311
De voorwaarden waaronder een buitenlandse moedervennootschap geld leende aan haar hier te lande gevestigde dochtervennootschap zijn van dien aard dat de moedervennootschap met de uitgeleende bedragen in zekere mate deel heeft genomen in de onderneming van haar dochtervennootschap. De door de dochtervennootschap verschuldigde rente is derhalve niet aftrekbaar.
HR 03-03-1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC5268, m.nt. A.M. Haberham
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
3 maart 1993
- Magistraten
Jansen; Linde, Van Der; Bellaart; Moor, De; Jansen
- Zaaknummer
28 441
- Noot
A.M. Haberham
- LJN
ZC5268
- JCDI
JCDI:ADS210198:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Belastingen van lagere overheden (V)
Milieubelastingen (V)
Inkomstenbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1993:ZC5268, Uitspraak, Hoge Raad, 03‑03‑1993
- Wetingang
Essentie
De voorwaarden waaronder een buitenlandse moedervennootschap geld leende aan haar hier te lande gevestigde dochtervennootschap zijn van dien aard dat de moedervennootschap met de uitgeleende bedragen in zekere mate deel heeft genomen in de onderneming van haar dochtervennootschap. De door de dochtervennootschap verschuldigde rente is derhalve niet aftrekbaar.
Uitspraak
Het geschil betreft de navorderingsaanslag vennootschapsbelasting 1991.
Vaststaat:
1.1. Belanghebbende is op 8 december 1981 opgericht door de A SA, gevestigd te Luxemburg, hierna: de SA en E. De SA werd op die datum enig aandeelhouder van belanghebbende door overname van het aandelenpakket van E.
1.2. Belanghebbende exploiteerde ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.