FED 1995/334:X BV deed na ontvoeging uit een fiscale eenheid geen aangifte vennootschapsbelasting. Door de annaalbezitseis is de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing op een voordeel van f 9 763 876. Hierdoor bedraagt het belastbaar bedrag 1986 f 9 071 668. Hoge Raad: Het hof heeft geoordeeld dat de in 1991 verstrekte gegevens een nieuw feit opleveren, dat navordering rechtvaardigt. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste opvatting van art. 16 AWR. Niet valt in te zien dat de onderwerpelijke situatie is te rangschikken onder de in art. 26 IVBPR vermelde gronden die een verboden discriminatie inhouden. In de mededeling van de inspecteur lag besloten dat van opzet van de belanghebbende sprake was. De enkele omstandigheid dat niet het woord 'opzet' is gebruikt, doet aan het voorgaande niet af. De bepaling in art. 18 AWR is na het begaan van het strafbare feit niet gewijzigd. Hiervan uitgaande heeft het hof terecht geoordeeld dat belanghebbendes beroep op art. 7 EVRM en art. 15, lid 1, IVBPR ongegrond is. De financiële positie van belanghebbende geeft geen aanleiding tot een verdere kwijtschelding dan tot op 25%, nu blijkt dat de belanghebbende na de aankondiging van de onderwerpelijke navorderingsaanslag met verhoging een dividenduitkering van f 10 000 000 heeft gedaan.