BNB 2002/401
De wetgever kon in het overgangsrecht het voorheen voor gehuwden geldende regime voor lijfrenten handhaven omdat het overgangsrecht de mogelijkheid bood over te gaan op het nieuwe regime
HR 12-07-2002, ECLI:NL:HR:2002:AE5216, m.nt. R.E.C.M. Niessen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12 juli 2002
- Magistraten
Korthals Altes; Monné; Amersfoort, van; Berge, van den; Leemreis
- Zaaknummer
36 335
- Noot
R.E.C.M. Niessen
- LJN
AE5216
- JCDI
JCDI:ADS888554:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2002:AE5216, Uitspraak, Hoge Raad, 12‑07‑2002
- Wetingang
Art. 75 Wet IB 1964
Essentie
De wetgever kon in het overgangsrecht het voorheen voor gehuwden geldende regime voor lijfrenten handhaven omdat het overgangsrecht de mogelijkheid bood over te gaan op het nieuwe regime
Samenvatting
Belanghebbende is in 1994 in het huwelijk getreden. Voor of op 15 oktober 1990 hadden zij en haar latere echtgenoot ieder een lijfrenteovereenkomst gesloten waarvoor de jaarlijkse premie ƒ 11 926 resp. ƒ 16 683 bedroeg. De Inspecteur heeft die premies in 1995 samengevoegd en deze slechts in aftrek toegelaten tot het in art. 75, derde lid, Wet IB 1964 genoemde maximum van ƒ 19 670.
HR: De ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.