HR, 26-03-1997, nr. 31 548
ECLI:NL:HR:1997:AA2132
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26-03-1997
- Zaaknummer
31 548
- LJN
AA2132
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1997:AA2132, Uitspraak, Hoge Raad, 26‑03‑1997; (Cassatie)
- Wetingang
art. 10 Wet op de loonbelasting 1964
- Vindplaatsen
BNB 1997/178 met annotatie van R.E.C.M. Niessen
WFR 1997/496, 1
V-N 1997/1473, 12 met annotatie van Redactie
Uitspraak 26‑03‑1997
Inhoudsindicatie
-
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 15 augustus 1995 betreffende de aan X te Z voor het jaar 1991 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1991 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 71.704,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 69.201,--. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Belanghebbende heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel 3.1. Aan belanghebbende is door haar werkgever ten behoeve van het verrichten van arbeid een personenauto ter beschikking gesteld. In 1991 heeft zij met deze auto 540 kilometer privé gereden. Voor het privé-gebruik dient zij aan haar werkgever een bedrag dat overeenkomt met 10% van de catalogusprijs van de auto te vergoeden. In 1991 heeft zij ter zake daarvan ƒ 2.878,19 betaald. De werkelijke kosten van de privé-kilometers bedroegen in dat jaar ƒ 374,98,--. 3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat het negatieve saldo van de waarde in het economische verkeer - de werkelijke kosten - van het feitelijke privé-gebruik en de ter zake van het privé-gebruik aan de werkgever betaalde vergoeding moet worden aangemerkt als negatief loon. 3.3. Wanneer, zoals in het onderhavige geval, een werknemer een bijdrage voldoet voor het gebruik in privé van een door de werkgever voor het verrichten van arbeid ter beschikking gestelde auto ten aanzien waarvan artikel 42, lid 3 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 buiten toepassing moet blijven in verband met het bepaalde in lid 5 van dat artikel, is er, voor zover deze bijdrage de ten aanzien van de werknemer in aanmerking te nemen waarde van het privégebruik te boven gaat geen sprake van negatief loon, nu niet kan worden gezegd dat in zo'n geval de betaling van het bovenmatige deel van de eigen bijdrage haar grond vindt in de dienstbetrek- king. Dit is slechts anders wanneer de werknemer zich aan het aanvaarden van de ter beschikking gestelde auto jegens de werkgever niet kan onttrekken. 3.4. Nu het Hof zich over dit laatste niet heeft uitgelaten biedt het in 3.2 vermelde oordeel onvoldoende inzicht in 's Hofs gedachtengang. Het middel is in zoverre gegrond. De uitspraak kan niet in stand blijven en verwijzing moet volgen.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad - vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht; en - verwijst het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dit arrest.
Dit arrest is op 26 maart 1997 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Urlings en Zuurmond, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Reijngoud, en op die datum in het openbaar uitgesproken.