FED 2006/32
De toerekening van eigen vermogen aan een Nederlandse vaste inrichting van een Belgische bank
HR 25-11-2005, ECLI:NL:PHR:2005:AU2275, m.nt. P.G.H. Albert (bis-ratio)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
25 november 2005
- Magistraten
der Putt-Lauwers, van; Brunschot, van; Lourens; Bavinck; den Berge, van
- Zaaknummer
40 858
- Noot
P.G.H. Albert
- LJN
AU2275
- Roepnaam
bis-ratio
- JCDI
JCDI:ADS235277:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Internationaal belastingrecht (V)
Vennootschapsbelasting (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Inkomstenbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2005:AU2275, Uitspraak, Hoge Raad, 25‑11‑2005
ECLI:NL:PHR:2005:AU2275, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑11‑2005
- Wetingang
Art. 7 verdrag Nederland-België 1970
Essentie
De toerekening van eigen vermogen aan een Nederlandse vaste inrichting van een Belgische bank
Uitspraak
OP HET BEROEP IN CASSATIE VAN BELANGHEBBENDE OVERWEEGT DE HOGE RAAD:
3 Beoordeling van de middelen
3.1. Het Hof heeft geoordeeld dat de Tweede Bankenrichtlijn nr. 89/646/EEG van de Raad van 15 december 1989, en de Beleggingsrichtlijn nr. 93/22/EEG, van de Raad van 10 mei 1993, niet in de weg staan aan allocatie, ten behoeve van de fiscale winstbepaling, van eigen vermogen waarover belanghebbende beschikt, aan de vaste inrichting die belanghebbende in Nederland aanhoudt. Nu beide richtlijnen slechts betrekking hebben op de toelaatbaarheid van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.