FED 1999/516
Verlies afkomstig uit periode dat belanghebbende géén onderneming meer dreef: géén uitsluiting verliescompensatie
HR 23-06-1999, ECLI:NL:HR:1999:AA2797, m.nt. P.G.H. Albert
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23 juni 1999
- Magistraten
Jansen; Brunschot, van; Hammerstein; Amersfoort, van; Lourens; Soest, van
- Zaaknummer
34 175
- Noot
P.G.H. Albert
- LJN
AA2797
- JCDI
JCDI:ADS229411:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting (V)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:AA2797, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑06‑1999
Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑01‑1999
- Wetingang
Art. 20, vijfde lid, Wet Vpb. 1969
Essentie
Verlies afkomstig uit periode dat belanghebbende géén onderneming meer dreef: géén uitsluiting verliescompensatie
Uitspraak
Het geschil betreft de aanslag vennootschapsbelasting 1993/1994.
VASTSTAAT:
2.1. Belanghebbende is op 15 december 1976 opgericht onder de naam A BV. De activiteiten van deze vennootschap behelsden het ontwerpen en inrichten van hotels en vakantieparken. Op 16 juni 1981 is de naam van belanghebbende gewijzigd in A Holding BV; tevens is een dochtervennootschap genaamd A Beheer BV opgericht met daaronder twee werkmaatschappijen: A BV en B BV.
Tussen belanghebbende en de drie andere vennootschappen bestond vanaf 16 juni 1981 een fiscale eenheid.
Op 30 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.