FED 1994/432
1. Het aan een beroepsvoetballer verleende recht om te zijner tijd een deel van de voor hem te bedingen transfersom te ontvangen, vormt geen aanspraak als bedoeld in art. 10, tweede lid, Wet LB 1964. 2. De op grond van dat recht verrichte uitkering vormt geen voordeel ter zake van vroegere diensten als bedoeld in art. 12, eerste lid, van het Verdrag ter voorkoming van dubbele belasting tussen Nederland en de Bondsrepubliek Duitsland.
HR 09-11-1993, ECLI:NL:PHR:1993:AD5857, m.nt. F.J. Streppel
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
9 november 1993
- Magistraten
Hermans; Beekhuis; Keijzer; Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp, van; Koster; Meijers
- Zaaknummer
94328
- Noot
F.J. Streppel
- LJN
AD5857
- JCDI
JCDI:ADS238665:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Internationaal belastingrecht (V)
Loonbelasting (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1993:AD5857, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑11‑1993
ECLI:NL:PHR:1993:AD5857, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑11‑1993
- Wetingang
Art. 10 Wet LB 1964
Essentie
1. Het aan een beroepsvoetballer verleende recht om te zijner tijd een deel van de voor hem te bedingen transfersom te ontvangen, vormt geen aanspraak als bedoeld in art. 10, tweede lid, Wet LB 1964. 2. De op grond van dat recht verrichte uitkering vormt geen voordeel ter zake van vroegere diensten als bedoeld in art. 12, eerste lid, van het Verdrag ter voorkoming van dubbele belasting tussen Nederland en de Bondsrepubliek Duitsland.
Uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 25 november 1991 in de strafzaak tegen: A ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.