FED 1995/436:Twee dochtervennootschappen van belanghebbende zijn geliquideerd. Het geschil betreft de aftrekbaarheid van de verliezen uit hoofde van de liquidaties op grond van art. 13, vijfde lid (oud) Wet Vpb, alsmede de omvang van die verliezen. Hoge Raad: Weliswaar was de doorslaggevende beweegreden voor de liquidaties de besparing van Nederlandse vennootschapsbelasting, maar niet kan worden geoordeeld dat de liquidaties uitsluitend of nagenoeg uitsluitend uit fiscale overwegingen hebben plaatsgevonden. Niet kan worden geoordeeld dat aan de liquidatie elke redelijke grond ontbrak, noch dat het fiscale gevolg van deze liquidaties zo zeer in strijd komt met de strekking van art. 13, vijfde lid (oud), Wet Vpb, dat toepassing van die bepaling achterwege zou moeten blijven. 's Hofs oordeel betreffende de waarde van de door belanghebbende bij wijze van liquidatie-uitkering ontvangen aandelen is niet naar de eis der wet omkleed. Verwijzing volgt.