FED 1996/681
Belanghebbende was als gehuwde vrouw in een aantal tijdvakken van 1957 tot 1977 uitgesloten van de AOW-verzekering doordat haar echtgenoot in het buitenland werkte, en daardoor niet verzekerd was op grond van de AOW. Het beroepschrift in cassatie voert aan dat deze uitsluiting van de verzekering discriminerend is, en daardoor (onder meer) in strijd is met het gelijkheidsbeginsel als algemeen rechtsbeginsel. HR: Dit beroep is ontvankelijk maar niet gegrond. Voor het omstreden onderscheid naar geslacht bestond destijds een redelijke en objectieve rechtvaardiging.
HR 29-05-1996, ECLI:NL:HR:1996:AA1833, m.nt. M.W.C. Feteris
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
29 mei 1996
- Magistraten
Jansen, R.J.J.; Bellaart; Moor, de; Putt-Lauwers, van der; Brunschot, van; Loeb
- Zaaknummer
267
- Noot
M.W.C. Feteris
- LJN
AA1833
- JCDI
JCDI:ADS225842:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Premieheffing (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1996:AA1833, Uitspraak, Hoge Raad, 29‑05‑1996
- Wetingang
Essentie
Belanghebbende was als gehuwde vrouw in een aantal tijdvakken van 1957 tot 1977 uitgesloten van de AOW-verzekering doordat haar echtgenoot in het buitenland werkte, en daardoor niet verzekerd was op grond van de AOW. Het beroepschrift in cassatie voert aan dat deze uitsluiting van de verzekering discriminerend is, en daardoor (onder meer) in strijd is met het gelijkheidscommit; beginsel als algemeen rechtscommit; beginsel. HR: Dit beroep is ontvankelijk maar niet gegrond. Voor het omstreden onderscheid naar geslacht bestond destijds een redelijke en objectieve rechtvaardiging.
Uitspraak
Bij beslissing, gedagtekend 14 februari 1989, heeft het bestuur van de SVB aan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.