FED 1988/273
Wanneer eenmaal de aanslag- en bezwaarfase is gevolgd door de ten overstaan van de rechter aangegane rechtsstrijd, treden de bevoegdheden van de rechter ex art. 14 e.v. Wet ARB in de plaats van de bevoegdheden ex art. 47 AWR die in de voorgaande fase aan de inspecteur jegens de belastingplichtige toekwamen.
HR 10-02-1988, ECLI:NL:HR:1988:ZC3761, m.nt. P.J. Wattel
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10 februari 1988
- Magistraten
Royer; Jansen; Linde, Van Der; Baardman; Bellaart
- Zaaknummer
23 925
- Noot
P.J. Wattel
- LJN
ZC3761
- JCDI
JCDI:ADS205590:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Algemeen
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Belastingrecht algemeen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1988:ZC3761, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑02‑1988
- Wetingang
Essentie
Wanneer eenmaal de aanslag- en bezwaarfase is gevolgd door de ten overstaan van de rechter aangegane rechtsstrijd, treden de bevoegdheden van de rechter ex art. 14 e.v. Wet ARB in de plaats van de bevoegdheden ex art. 47 AWR die in de voorgaande fase aan de inspecteur jegens de belastingplichtige toekwamen.
Uitspraak
Het geschil betrof de aanslagen omzetbelasting 1976-1978.
Vaststaat:
Belanghebbende, X te Z, heeft in zijn woonplaats gedurende de periode 1 mei 1976 tot 1 oktober 1978 in de vorm van een eenmanszaak een cafebedrijf geexploiteerd. In verband hiermede heeft hij over de jaren 1976, 1977 en ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.