BNB 1999/292
De autokostenfictie voor ondernemers levert niet een door art. 14 EVRM en 26 IVBPR verboden discriminatie op
HR 23-06-1999, ECLI:NL:HR:1999:AA2799
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23 juni 1999
- Magistraten
Jansen R.J.J.; Brunschot, van; Hammerstein; Amersfoort, van; Lourens
- Zaaknummer
34 335
- LJN
AA2799
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Inkomstenbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:AA2799, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑06‑1999
- Wetingang
Art. 42, tweede lid, Wet IB 1964; art. 14 EVRM en 26 IVBPR
Essentie
De autokostenfictie voor ondernemers levert niet een door art. 14 EVRM en 26 IVBPR verboden discriminatie op
Samenvatting
Een ongelijke behandeling van gelijke gevallen wordt door art. 14 EVRM en art. 26 IVBPR slechts verboden als daarvoor niet een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat, of, anders gezegd, indien daarmee niet een gerechtvaardigd doel wordt nagestreefd of indien er niet een redelijke verhouding bestaat tussen de ongelijke behandeling en het doel dat wordt nagestreefd. Daarbij komt aan de wetgever een zekere beoordelingsmarge toe. De strekking van art. 42, tweede lid, Wet IB 1964 is op eenvoudige wijze vast te stellen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.