HR, 11-07-2008, nr. 41 953
ECLI:NL:HR:2008:BD6825
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11-07-2008
- Zaaknummer
41 953
- LJN
BD6825
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Belastingrecht algemeen (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2008:BD6825, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑07‑2008; (Cassatie)
- Vindplaatsen
Belastingblad 2009/84 met annotatie van G.J. van Leijenhorst
FED 2008/83 met annotatie van E. THOMAS
Belastingadvies 2008/17.1
V-N 2008/34.8 met annotatie van Redactie
Uitspraak 11‑07‑2008
Nr. 41.953
11 juli 2008
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 15 augustus 2005, nr. 04/04022, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Het geding in feitelijke instantie
Aan belanghebbende is voor het jaar 2002 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd.
De Inspecteur heeft bij uitspraak het tegen de aanslag gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Het Hof heeft het tegen de uitspraak van de Inspecteur ingestelde beroep gegrond verklaard, die uitspraak vernietigd, en de aanslag gehandhaafd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. De inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het niet tijdig is ingediend. Het Hof heeft - in cassatie onbestreden - die beslissing van de inspecteur onjuist geoordeeld. Het heeft vervolgens zelf de juistheid van de aanslag beoordeeld, en deze gehandhaafd.
3.2. Indien de Inspecteur de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar heeft uitgesproken en de belastingrechter die uitspraak vernietigt, dient de rechter in de regel met toepassing van artikel 8:72, lid 4, van de Algemene wet bestuursrecht de Inspecteur op te dragen opnieuw op het bezwaar te beslissen. Van die regel kan worden afgeweken indien daartoe goede grond bestaat, bijvoorbeeld indien partijen aandringen op een inhoudelijke beoordeling van het geschil door de rechter, of indien duidelijk is dat de belanghebbende niet wordt benadeeld doordat de rechter zelf in de zaak voorziet (vgl. HR 9 juni 2006, nr. 41130, BNB 2006/290).
3.3. 's Hofs uitspraak vermeldt geen grond voor afwijking van voormelde regel, terwijl de stukken van het geding niet tot de conclusie dwingen dat goede grond daarvoor aanwezig was. De in het beroepschrift in cassatie besloten liggende klacht dat het Hof heeft verzuimd de Inspecteur op te dragen opnieuw op het bezwaar te beslissen, slaagt derhalve. De overige klachten behoeven geen behandeling.
3.4. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De Inspecteur zal opnieuw op het bezwaar moeten beslissen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, doch uitsluitend voor zover daarbij de aanslag is gehandhaafd,
draagt de Inspecteur op om opnieuw uitspraak te doen op het bezwaarschrift van belanghebbende, en
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 103.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren C.J.J. van Maanen en J.W.M. Tijnagel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2008.