HR, 03-05-2002, nr. 36 889
ECLI:NL:HR:2002:AE2251
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
03-05-2002
- Zaaknummer
36 889
- LJN
AE2251
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2002:AE2251, Uitspraak, Hoge Raad, 03‑05‑2002; (Cassatie)
- Vindplaatsen
WFR 2002/705
V-N 2002/24.5 met annotatie van Redactie
NTFR 2002/669 met annotatie van mr. J.F. Kastelein MRE MRICS RV
Uitspraak 03‑05‑2002
Inhoudsindicatie
-
Partij(en)
Nr. 36.889
3 mei 2002
TVW
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 16 januari 2001, nr. 98/01369, betreffende na te melden beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ).
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikking de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Q voor het tijdvak 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000 vastgesteld op f 234.000.
Na door belanghebbende tegen die beschikking gemaakt bezwaar heeft het hoofd van de afdeling Financiën van de gemeente Dronten namens het college van burgemeester en wethouders de beschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
3.1.
Het eerste en tweede middel bestrijden 's Hofs oordeel dat het hoofd van de afdeling Financiën van de gemeente Dronten op 20 februari 1998 bevoegd was om namens burgemeester en wethouders van die gemeente uitspraak te doen op het bezwaar van belanghebbende.
Artikel 30, lid 4, Wet WOZ bepaalde dat het college van burgemeester en wethouders met betrekking tot de uitvoering van die wet en de regelingen ingevolge die wet een of meer gemeenteambtenaren kon aanwijzen die in zijn plaats treden. 's Hofs oordeel dat met betrekking tot de aan burgemeester en wethouders toekomende bevoegdheid om op bezwaarschriften tegen beschikkingen op grond van de Wet WOZ te beslissen, een zodanige aanwijzing door het college heeft plaatsgevonden bij zijn besluit van 22 juli 1997, berust op de aan het Hof voorbehouden uitleg van dat besluit. Die uitleg is niet onbegrijpelijk, ook niet in het licht van de omstandigheid dat in de bijlage bij dat besluit de mandatering van de bevoegdheid tot het beslissen op bezwaarschriften is opgenomen onder een kopje "Belastingverordeningen". De middelen falen derhalve.
3.2.
De overige middelen kunnen evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2002.