Hof Arnhem, 26-09-2002, nr. 01/00550
ECLI:NL:GHARN:2002:AE9851
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
26-09-2002
- Zaaknummer
01/00550
- LJN
AE9851
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2002:AE9851, Uitspraak, Hof Arnhem, 26‑09‑2002; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
NTFR 2002/1717
Uitspraak 26‑09‑2002
Inhoudsindicatie
-
Gerechtshof Arnhem
zesde enkelvoudige belastingkamer
nummer 01/00550
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te : [Z (Engeland)]
verweerder : de heffingsambtenaar van de gemeente Enschede (hierna: de Ambtenaar)
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
betreft : naheffingsaanslag parkeerbelasting
nummer : [01]
mondelinge behandeling : op 12 september 2002 te Arnhem
waarbij verschenen : [de Ambtenaar]
waarbij niet verschenen : belanghebbende, met kennisgeving aan het Hof
gronden:
1. Belanghebbende woont in Engeland en heeft de Engelse nationaliteit. Hij is in het bezit van een Engelse invalidenparkeerkaart, een zogenaamde "official recognised EU disabled badge".
2. Tijdens een werkbezoek in september 2000 te Enschede heeft belanghebbende gebruik gemaakt van zijn in Engeland geregistreerde motorrijtuig.
3. Belanghebbende stond op 8 september 2000 omstreeks 10.13 uur met het motorrijtuig met kenteken [02N] geparkeerd op een invalidenparkeerplaats aan de Kortenaerstraat te Enschede in een gebied dat is aangewezen als gebied waar tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd zonder dat parkeerbelasting was voldaan.
4. In het niet in de Nederlandse taal gestelde beroepschrift stelt belanghebbende onder meer dat hij niet op de hoogte was van de plaatselijke regelgeving en nergens vermeld stond dat voor het parkeren op een invalidenparkeerplaats ook parkeerbelasting verschuldigd is. Bovendien zegt hij de meerdere malen door hem gevraagde vertaling in het Engels van de uitspraak op bezwaar nimmer te hebben ontvangen.
5. Artikel 6:5, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: AWB) bepaalt dat de indiener van een in een vreemde taal ingediend beroepschrift zorg moet dragen voor een vertaling indien dit voor een goede behandeling van het beroep noodzakelijk is. Op grond van artikel 6:6 van de AWB kan de indiener niet-ontvankelijk verklaard worden indien niet aan het vereiste van artikel 6:5 AWB, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn. Uit de inhoud van het verweerschrift blijkt dat het gebruik maken door belanghebbende van de Engelse taal voor de Ambtenaar geen enkele belemmering is geweest bij de behandeling van onderhavige zaak. Voor een goede beoordeling van het beroepschrift acht het Hof dan ook geen vertaling noodzakelijk.
6. Op grond van artikel 86 van het Reglement verkeerregels en verkeerstekens 1990 wordt met een Nederlandse parkeerkaart gelijk gesteld de in het buitenland afgegeven parkeerkaart voor invaliden. Dit houdt in dat voor een bezitter van een buitenlandse invalidenparkeerkaart in Nederland dezelfde regels gelden als voor een bezitter van een Nederlandse invalidenparkeerkaart.
7. Nu voor een Nederlandse invalidenparkeerkaartbezitter niet een parkeervergunning van toepassing is, geldt dit ook niet voor belanghebbende. Als belanghebbende in Nederland gebruik wil maken van zijn Engelse invalidenparkeerkaart dient hij zich te vergewissen van de regels die in Nederland voor invalidenparkeerkaartbezitters gelden. Het komt voor het risico van belanghebbende dat hij dit niet heeft gedaan en is uitgegaan van de Engelse regels voor invalidenparkeerders.
8. Het beroep van belanghebbende op de inhoud van artikel 18, eerste lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap kan hem niet baten daar hierin slechts het recht om vrij op het grondgebied van Lid-staten te reizen en te verblijven wordt gewaarborgd. Belanghebbende zijn op dit punt ook geen belemmeringen in de weg gelegd. Diverse EG-regelgeving voorziet in wederzijdse erkenning van invalidenparkeerkaarten, echter deze erkenning gaat niet verder dan het toekennen van dezelfde parkeerfaciliteiten aan houders van invalidenparkeerkaarten uit andere Lid-Staten als aan de eigen ingezetenen met een invalidenparkeerkaart worden toegekend.
9. De stelling van belanghebbende dat hem een vertaling van de uitspraak op het bezwaar verstrekt dient te worden, vindt geen steun in het recht.
10. De naheffingsaanslag is derhalve terecht aan belanghebbende opgelegd.
slotsom:
Het beroep is ongegrond.
proceskosten:
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
beslissing:
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Ambtenaar.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 26 september 2002 door mr. J. Lamens, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Nuboer als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(M.M. Nuboer) (J. Lamens)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 2 oktober 2002
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als het belanghebbende beroep in cassatie instelt.