FED 1990/421:1. Opzet of grove schuld vormen geen bestanddelen van de grondslag voor het opleggen van een verhoging op grond van art. 16, eerste lid, letter a, Wet MB 1966. Dit is niet in strijd met art. 6, tweede lid EVRM. 2. Een verhoging op grond van art. 16, eerste lid, letter a, Wet MB 1966 kan in aanmerking komen voor kwijtschelding wegens afwezigheid van alle schuld of wegens verminderde schuld. De stelplicht hiervoor ligt bij de belastingplichtige. Ook dit is niet in strijd met art. 6, tweede lid, EVRM. 3. Enige andere eisen van art. 6 EVRM en art. 14 IVBPR.