V-N 1996/3284, 5
FISCAAL BESTUURSRECHT. FISCAAL BESTUURSPROCESRECHT. ALGEMENE BEGINSELEN VAN BEHOORLIJK BESTUUR In rekening brengen van heffingsrente moet geschieden binnen de termijn waarbinnen de primitieve aanslag dient te worden opgelegd. Het nadien in rekening brengen van heffingsrente kan slechts onder de voorwaarden, die voor navordering van belasting gelden
Hof 's-Gravenhage 23-04-1996, ECLI:NL:GHSGR:1996:AW0306, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
23 april 1996
- Magistraten
Groot, de; Beek, J.M. van der; Jacobs
- Zaaknummer
95/0908
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- LJN
AW0306
- JCDI
JCDI:ADS898132:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:GHSGR:1996:AW0306, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 23‑04‑1996
- Wetingang
art. 11, 16, 30e (oud) AWR, rechtszekerheidsbeginsel
Essentie
FISCAAL BESTUURSRECHT. FISCAAL BESTUURSPROCESRECHT. ALGEMENE BEGINSELEN VAN BEHOORLIJK BESTUUR In rekening brengen van heffingsrente moet geschieden binnen de termijn waarbinnen de primitieve aanslag dient te worden opgelegd. Het nadien in rekening brengen van heffingsrente kan slechts onder de voorwaarden, die voor navordering van belasting gelden
Samenvatting
Aan X is een aanslag inkomstenbelasting 1988 opgelegd. Op het biljet is geen in rekening gebrachte of vergoede heffingsrente ingevuld. Bij de behandeling van het bezwaar van X tegen de aanslag ontdekt de inspecteur dat ten onrechte geen beschikking heffingsrente is vastgesteld. Na aankondiging brengt de inspecteur alsnog heffingsrente in rekening op ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.