FED 2008/115
Vanaf welk moment dient de levering van een niet als bouwterrein aan te merken onroerende zaak te worden aangemerkt als BTW-belaste levering in de zin van art. 11, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, Wet OB 1968? De Hoge Raad legt een aantal prejudiciële vragen voor aan het HvJ EG te Luxemburg
HR 03-10-2008, ECLI:NL:HR:2008:BF3801, m.nt. J.C. van Straaten
- Instantie
Hoge Raad (Belastingkamer)
- Datum
3 oktober 2008
- Magistraten
Vliet, van; Lourens; Bavinck; Leemreis; Punt
- Zaaknummer
41510
- Noot
J.C. van Straaten
- LJN
BF3801
- JCDI
JCDI:ADS199729:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Inkomstenbelasting (V)
Belastingen van rechtsverkeer (V)
Europees belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2008:BF3801, Uitspraak, Hoge Raad (Belastingkamer), 03‑10‑2008
- Wetingang
Art. 11 Wet OB 1968
Essentie
Vanaf welk moment dient de levering van een niet als bouwterrein aan te merken onroerende zaak te worden aangemerkt als BTW-belaste levering in de zin van art. 11, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, Wet OB 1968? De Hoge Raad legt een aantal prejudiciële vragen voor aan het HvJ EG te Luxemburg
Uitspraak
Het geschil betreft de naheffingsaanslag overdrachtsbelasting 1999.
OP HET BEROEP IN CASSATIE VAN BELANGHEBBENDE OVERWEEGT DE HOGE RAAD:
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1. Aan belanghebbende is in 1998 door de toenmalige eigenaar Stichting B (hierna: de verkoper) verkocht een perceel ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.